Taaldorp: Herhaling alles
1 / 18
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Vertaal:
Ik zou graag willen kopen
Ik zou graag willen kopen
A
Je voudrais
B
Je voudrais avoir
C
Je voudrais savoir
D
Je voudrais acheter
Slide 4 - Quiz
Où est la gare?
A
Waar is het station?
B
Waar is het bos?
C
Waar is het gemeentehuis?
D
Waar is de kerk?
Slide 5 - Quiz
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Jeudi
Vendredi
Mardi
Dimanche
Mercredi
Samedi
Lundi
Slide 6 - Question de remorquage
Vertaal:
Is het open op zondag?
Is het open op zondag?
Slide 7 - Question ouverte
Maak de juiste combinaties van de vraagwoorden.
wie
wat
waar
wanneer
hoe
hoe veel
combien
où
qui
qu'est-ce que
quand
comment
Slide 8 - Question de remorquage
Slide 9 - Diapositive
La jupe
Le jeans
Les chaussures
La robe
Le pull
La chemise
Le short
La casquette
Slide 10 - Question de remorquage
Ik zou graag nieuwe, zwarte schoenen willen.
A
Je voudrais nouveaux jeans noirs
B
Je voudrais nouvelles chaussures noires
C
Je voudrais pull nouveaux noirs.
D
Je voudrais nouveaux chaussettes noirs.
Slide 11 - Quiz
Zet het juiste woord in de juiste plaats
La tête
la gorge
l'épaule
le ventre
le genou
le pied
le bras
les yeux
la bouche
l'oreille
la main
les doigts
la jambe
Slide 12 - Question de remorquage
Vertaal:
Ik heb pijn aan mijn arm
Ik heb pijn aan mijn arm
Slide 13 - Question ouverte
niet
nooit
nog niet
niet meer
niets
ne ... plus
ne ... rien
ne ... jamais
ne ... pas
ne ... pas encore
Slide 14 - Question de remorquage
Est-ce que c'est loin?
A
Is het dichtbij?
B
Is het ver?
C
Is het gratis?
D
Is het open?
Slide 15 - Quiz
Au restaurant:
Hoe vraag je in het Frans de rekening?
Hoe vraag je in het Frans de rekening?
