Introductieles: Het schrijven van een artikel

Het Artikel
  • Hoe schrijf je een artikel?
  • Oefenen met het schrijven van een artikel
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Het Artikel
  • Hoe schrijf je een artikel?
  • Oefenen met het schrijven van een artikel

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel

Aan het eind van de les weet je hoe je een artikel schrijft 
volgens de regels van het examen

Slide 2 - Diapositive

Artikel = informatieve tekst
Doel = informatie geven

Voorbeelden:
- Een verslag van een festival in de krant
- Een tekst in een nieuwsbrief van school
-  Een tekst over games in een tijdschrift

Nieuwsbericht Nu.nl

Slide 3 - Diapositive

Opbouw van een artikel
  • Plaats boven je artikel een passende titel
  • In de inleiding staat de aanleiding van je artikel: wat je hebt ervaren en waarom je het artikel schrijft
  • In het middenstuk (kern) staat de meeste informatie (wat, waarom, waarover..)
  • In het slot staat wat je hoopt te bereiken met het artikel
  • Zet je voor- en achternaam onder het artikel
  • Al deze onderdelen zijn losse alinea's!

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Bekijk onderstaand artikel en bedenk:
wat is er goed en wat kan er beter?

Slide 6 - Diapositive

Feiten en meningen
In een artikel staan vooral feiten
want het doel is de lezer te informeren 
over een bepaald onderwerp. Toch kan het zijn dat er in de opdracht wordt aangegeven dat je jouw mening moet geven. Let daar goed op!

Slide 7 - Diapositive

Wat zijn feiten?
A
Zaken waar iedereen anders over kan denken.
B
Zaken die waar zijn en die je kunt controleren

Slide 8 - Quiz

Wat is waar over een argument?
A
Een argument is een reden waarom je iets vindt of doet.
B
Een argument herken je aan signaalwoorden, zoals: want, omdat en daarom.
C
Beide antwoorden zijn goed.

Slide 9 - Quiz

Feit, mening of argument?
Feit: een feit kun je controleren.
Mening: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: een reden waarom je een bepaalde mening hebt. Je herkent een argument aan signaalwoorden, zoals: want, omdat, daarom, namelijk. 

Slide 10 - Diapositive

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 11 - Quiz

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 12 - Quiz

Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een artikel?

Slide 14 - Question ouverte

Dus, let op:
  • Zet een titel boven je artikel.
  • Het artikel bestaat altijd uit een inleiding, middenstuk en slot. Dit zijn dus tenminste 3 alinea's.
  • Stel jezelf voor bij de inleiding.
  • Begin een alinea niet met 'ik'.
  • Houd bij het schrijven de volgorde van de opdracht aan.
  • Check of je alle punten in je artikel verwerkt hebt.
  • Controleer op hoofdletters, leestekens en de spelling van woorden.

Slide 15 - Diapositive

Opdracht

Slide 16 - Diapositive

Beoordeling artikel
  • Inhoud: 6 punten - benoem alle punten die volgens de opdracht genoemd moeten worden. 
  • Taalgebruik: 5 punten - spelling, formulering, interpunctie. 
  • Conventies: 2 punten  - passende titel, alinea's, voornaam en achternaam, passend taalgebruik, logische volgorde. 

Slide 17 - Diapositive

Lesdoelen behaald?

Je weet nu hoe je een artikel schrijft volgens de regels van het examen.

Welke vragen heb je nog?


Slide 18 - Diapositive

Planning tot de toets
1. Morgen twee lessen oefentoets.
2. Volgende week maandag en dinsdag nakijken van elkaars artikelen en klassikaal bespreken van opvallende zaken.
3. Woensdag 13/12 toets 

Slide 19 - Diapositive