Past simple 2

Past Simple
Gebruik je als iets in het verleden is gebeurd en afgelopen is. 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Past Simple
Gebruik je als iets in het verleden is gebeurd en afgelopen is. 

Slide 1 - Diapositive

Past Simple - Regelmatige ww
Aan een regelmatige werkwoord plak je  '-ed'

I walk -> I walked
He walks -> He walked
They walk -> They walked

Slide 2 - Diapositive

Past Simple - Regelmatige ww

Spelling:
Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + -y, dan verandert de -y in -ie:

  • I carry - I carried

Let op, er verandert niets als het werkwoord eindigt op klinker + -y:

  • I play - I played

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:

  • I live - I lived

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:

  • I drop - I dropped

Slide 3 - Diapositive

Past Simple - Irregular verbs
Sommige werkwoorden zijn onregelmatig. Die moet je uit je hoofd leren, zoals to be, to do & to have. 

andere voorbeelden zijn: 
To write -> wrote; I wrote her a letter last week
to go -> went; He went to Italy last year
to make -> made: They made a very nice meal two days ago

Slide 4 - Diapositive

Past Simple - Signal word
In Dutch signal words are called 'signaal woorden'  

These word help you to see if something happened in the past
  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007

Slide 5 - Diapositive

My sister .......... (play) the guitar last year.

Slide 6 - Question ouverte

They ....... (be) home after school yesterday.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de verledentijd van : Help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 8 - Quiz

Wat is de verledentijd van :study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 9 - Quiz

Wat is de verledentijd van :buy
A
buyed
B
bought
C
boughd
D
bught

Slide 10 - Quiz

Wat is de verledentijd van : walk
A
walkt
B
wolked
C
wolk
D
walked

Slide 11 - Quiz

Vul in: I ..... a sandwich yesterday.
A
eat
B
drink
C
drank
D
ate

Slide 12 - Quiz

Vul in: We ..... on holiday 2 years ago.
A
go
B
went
C
been
D
walked

Slide 13 - Quiz

Vul in: I ..... very happy yesterday.
A
am
B
is
C
was
D
were

Slide 14 - Quiz

Je gebruikt de past simple als:
A
Iets in de toekomst gebeurt.
B
iets elke dag gebeurt.
C
iets in het verleden is gebeurd en afgelopen is.
D
iets nog niet is gebeurd.

Slide 15 - Quiz

When do you use the past simple?

Slide 16 - Question ouverte