3STW zwaartekracht

hoofdstuk 2 zwaartekracht

Wat weet je over
zwaartekracht?

Wedstrijdje: papier laten zweven met een rietje.

Wat moet je doen vooraleer het papiertje 'zweeft'?

Welke kracht zorgt ervoor dat het papiertje uiteindelijk toch valt?

zwaartekracht= Fz

• De zwaartekracht werkt op alle voorwerpen in de buurt van de aarde.
  
• Ze is altijd naar beneden, het middelpunt van de aarde gericht. 
  
• zwaarteveld: gebied waar zwaartekracht werkzaam is

zwaartekracht is een

1. contactkracht
2. veldkracht

Is er enkel op aarde zwaartekracht?

1. ja
2. nee

leerwerkboek invullen: 

2.1 zwaartekracht is overal 

teken per 2

• Een aarde in het midden van je blad.
  
• Teken een vliegtuig, trampoline en appel op of rond de aarde en geef de zwaartekracht weer door middel van een pijl.
• Geef de 4 kenmerken over de zwaartekracht (graz)

de kenmerken van de zwaartekracht

1. Het aangrijpingspunt: het zwaartepunt van het voorwerp. Valt vaak samen met het middelpunt.
2. De richting: verticaal, volgens de straal van de aarde.
3. De zin: wijst naar het middelpunt van de aarde.
4. De grootte: hangt af van de massa van het voorwerp. (Hoe zwaarder, hoe langer de pijl)

invullen werkboek: 

2.2 kenmerken van de zwaartekracht

enkel b

verband tussen massa en zwaartekracht

1. Hoe groter de massa, hoe groter de zwaartekracht
2. Hoe groter de massa, hoe kleiner de zwaartekracht