1.2 + 1.3

Welkom
Welkom! 

Ga zitten volgens de plattegrond en telefoons in de telefoontas!
Pak alvast je spullen op tafel (boek, rekenmachine, pen)
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Welkom! 

Ga zitten volgens de plattegrond en telefoons in de telefoontas!
Pak alvast je spullen op tafel (boek, rekenmachine, pen)

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen deze les?

  • Herhalingsquiz
  • Uitleg 1.2
  • Maken opdrachten 1.2
  • Uitleg 1.3
  • Maken opdrachten 1.3

Slide 2 - Diapositive

Samenvatting
Inkomsten: 
- In natura: alles wat geen geld is (bloemen van de baas, cadeaubon, auto van de zaak)
- In geld: alles in de vorm van geld (munten, biljetten, bankrekening)

- Met tegenprestatie: je moet er iets voor doen (werk, oppasgeld, bijbaan)
- Zonder tegenprestatie: je hoeft er niets voor te doen (zakgeld, cadeautjes)

- Vrij-besteedbaar: je mag het uitgeven aan wat je wil (zakgeld, loon)
- Niet vrij-besteedbaar: het is van te voren bepaald waar je het aan uitgeeft (kleedgeld)

Slide 3 - Diapositive

Zakgeld is een voorbeeld van:
A
Inkomsten zonder tegenprestatie
B
Inkomsten in natura
C
Inkomsten met tegenprestatie

Slide 4 - Quiz

Krista krijgt 6 euro van haar opa omdat zij zijn auto heeft gewassen. Dit noemen we
A
Inkomsten met tegenprestatie
B
Inkomsten zonder tegenprestatie
C
Inkomsten in natura

Slide 5 - Quiz

Robin krijgt elke maand € 50 kleedgeld van zijn ouders. Hij koopt van dit geld zijn eigen kleding en schoenen. Kies welke bewering over kleedgeld juist is. Kleedgeld is:

A
inkomsten in geld met tegenprestatie
B
inkomsten in natura
C
niet-vrij besteedbare inkomsten
D
vrij besteedbare inkomsten

Slide 6 - Quiz

Salaris voor je krantenwijk dat je op je bankrekening krijgt
Of
Of
Of
inkomsten in natura
inkomsten in geld
inkomsten met tegenprestatie
inkomsten zonder tegenprestatie
vrij besteedbaar
niet vrij besteedbaar

Slide 7 - Question de remorquage

Paragraaf 1.2:
  • inkomsten over verschillende perioden omrekenen.
  • inkomsten met elkaar vergelijken.

Paragraaf 1.3:
  • uitleggen wat een tabel is.
  • een tabel maken.
  • gegevens opzoeken in een tabel.
Wat gaan we leren?

Slide 8 - Diapositive

Inkomsten en uitgaven hebben vaak een bepaalde regelmaat:
  • per week
  • per maand
  • per jaar

Lonen en uitkeringen worden meestal per maand uitbetaald. Toch zijn er ook ontvangsten of uitgaven die per week, kwartaal, half jaar of jaar voorkomen. Het omrekenen heeft als voordeel dat je hiermee beter zicht krijgt op je geld.


Inkomsten en uitgaven

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld:
Floris krijgt 27 euro zakgeld per week. Hoeveel zakgeld krijgt Floris per maand?
  1. Omrekenen per jaar 27 x 52 = 1404 euro
  2. Omrekenen per maand 1404 : 12 = 117 euro per maand

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld:
Anneke krijgt 78 euro zakgeld per maand. Hoeveel zakgeld krijgt Anneke per week?
  1. Omrekenen per jaar 78 x 12 = 936 euro
  2. Omrekenen per week 936 : 52 = 18 euro per week

Slide 13 - Diapositive

Tijn krijgt €10 per week zakgeld, Britt krijgt €40 per maand zakgeld.

Maak de volgende vragen binnen 3 minuten in tweetallen:

1. Bereken hoeveel Tijn per maand krijgt.
2. Bereken hoeveel Britt per week krijgen.


timer
3:00

Slide 14 - Diapositive

Antwoorden
  • Tijn: €10 x 52 : 12 = €43,33 per maand

  • Britt: €40 x 12 : 52 = €9,23 per week 



Slide 15 - Diapositive

Ga aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 11 van paragraaf 1.2. Vraag 8 mag je overslaan
Tijd: 20 minuten
Eerste 10 minuten in stilte, daarna mag je zachtjes overleggen in tweetallen

Na 20 minuten gaan we verder met paragraaf 1.3, dus maak zo veel mogelijk opdrachten dan hoef je thuis minder te doen

      Klaar? Maak alvast de rekentrainer van 1.1 of 1.2
timer
20:00

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maak opdracht 1 t/m 11 van paragraaf 1.2      (behalve opdracht 8)
  • Maak opdracht 2 t/m 9 van paragraaf 1.3  

Tijd: 25 minuten
Hoe? In tweetallen, zachtjes overleggen

Klaar? Ga verder met de rekentrainers van H1

Huiswerk
timer
25:00

Slide 21 - Diapositive