Verba met vaste preposities1_HT

• Nederlands
• Hoger onderwijs

verba met vaste preposities

Ik heb een hekel aan ...

Gefeliciteerd met ...
Ik wens je geluk met ...

Iemand die arm is, heeft een gebrek aan ...

Ik ben gek op ...
= Ik ben dol op ...

Ik zou beter willen zijn in ...

We hebben last ___ straatlawaai

1. van
2. in
3. aan
4. over

Ik hou van ...

Mijn kind is bang ___ spinnen

1. van
2. aan
3. over
4. bij

Ik wil je bedanken ___ het mooie geschenk!

1. van
2. voor
3. over
4. bij

Hij heeft spijt ___ de aankoop van die auto.

1. voor
2. over
3. van
4. met

Heb jij gesolliciteerd ___ die job van bediende?

1. over
2. van
3. naar
4. aan

De kinderen spelen ___ elkaar

1. van
2. over
3. voor
4. met

Doe jij ___ sport?

1. aan
2. met
3. van
4. in

Ik ben (erg) goed in ...

Zij luisteren goed ____ de leerkracht

1. aan
2. naar
3. van
4. met

Ik geef veel geld uit aan ...

Twijfel jij soms ___ jezelf?

1. over
2. van
3. aan
4. met

De man zorgt ___ zijn zieke vrouw

1. voor
2. bij
3. met
4. aan