1HV 5.8 Grammatica woordsoorten: av +vrv, analyse en differentiatie

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Raadgedicht
Welk woord past bij 'piep'?

Slide 3 - Diapositive


Raadgedicht
antwoord:
'nacht'


Slide 4 - Diapositive

Wat leer je? 


Zinsdelen: terugblik pv t/m bwb

aanwijzend en vragend voornaamwoord
alle woordsoorten herhalen
auto-indeling + projectfilms

Slide 5 - Diapositive

Fictielezen

Slide 6 - Diapositive

Expertgroepen §5.7 Grammatica zinsdelen






  1. Elk groepje zoekt het goede antwoord en deze presenteren jullie aan de klas.
  2. groep 1 = 15a, groep 2 = 15b, groep 3 = 15c, groep 4 = 15d, groep 5 = 15e, groep 6 = 16d, groep 7 = 16g

Slide 7 - Diapositive

Benoem de zinsdelen volgens de vaste volgorde. 
  1. Begin juni is het in Nederland vaak droog weer. 
  2. Begin juni     / is /   het / in Nederland / vaak / droog weer.
  3.      bwb      pv+wg      o               bwb                bwb             lv

Slide 8 - Diapositive

§5.8 Grammatica woordsoorten 
  • Lidwoord (lw)
  • Zelfstandig naamwoord (zn)
  • Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • Werkwoord (ww): zww, kww en hww
  • Voorzetsel (vz)
  • Persoonlijk voornaamwoord (psv)
  • Bezittelijk voornaamwoord (bzv)
  • voegwoord (vw)






Een 
samenvatting
 staat op
bladzijde 150.

Slide 9 - Diapositive

Véél soorten voornaamwoorden

1. persoonlijk voornaamwoord (psv)
2. bezittelijk voornaamwoord (bzv)
3. aanwijzend voornaamwoord (av)
4. vragend voornaamwoord (vrv)

.... en er zijn er nog meer ;) 

Slide 10 - Diapositive

Naar welke film wil je gaan? Morgen gaan we naar die film.

Slide 11 - Diapositive

aanwijzend voornaamwoord (av), blz. 129

Slide 12 - Diapositive

Het aanwijzend voornaamwoord (av) wijst iets of iemand aan. 
Bijvoeglijk

Slide 13 - Diapositive

'Deze patas zijn cool.'
'Mooie sneakers, die wil ik ook!'
Bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt?

Slide 14 - Diapositive

Lees in duo's elkaar om en om de zin voor. 
Reageer met een aanwijzend voornaamwoord. 
1. Heb je het laatste nummer van Prins S. en de geit al gehoord?
2. Mooie schoenen heb je!
3. Wat is je haar lang/kort, zeg.
4. Had je een goed cijfer voor de laatste toets geschiedenis?
5. Vind je .... ook zo leuk?
6. Zullen we straks iets lekkers halen in de Evergreen?

Slide 15 - Diapositive

vragend voornaamwoorden (vrv)

Slide 16 - Diapositive

Het vragend voornaamwoord (vrv), blz. 130

Slide 17 - Diapositive

Wat zijn geen
aanwijzende voornaamwoorden?
A
die, dat, deze, die
B
diegene, degene, datgene
C
zulk, zulke, zo'n
D
wie, wat, welke, waar

Slide 18 - Quiz

Wat zijn geen
aanwijzende voornaamwoorden?
A
die, dat, deze, die
B
diegene, degene, datgene
C
zulk, zulke, zo'n
D
wie, wat, welke, waar

Slide 19 - Quiz

Vier vragend voornaamwoorden (vrv): 
wie, wat, welke, wat voor (een) ?

  • Er zijn slechts 4 vrv! De rest zijn bijwoorden.
  • Het vragend voornaamwoord vraagt naar personen of dingen.
  • Kan zowel zelfstandig als bijvoeglijk gebruikt worden.
  • Staat vaak vooraan in de zin, maar ook aan het begin van een bijzin.
  • Het vrv verwijst altijd naar iets of iemand.




Slide 20 - Diapositive

Geen vrv?!
'Wie en wat' zijn geen vragend voornaamwoorden als ze                  terugverwijzen naar een eerder genoemd woord.

Woorden die vragen naar een plaats en tijd zijn geen vragend voornaamwoorden. Zoals waarheen, wanneer, waar. 

Het woord 'Hoe' is geen vragend voornaamwoord!

Slide 21 - Diapositive

Bedenk in duo's 3 interviewvragen voor iemand
die je goed wilt leren kennen.
Heb je vragend voornaamwoorden
 gebruikt?

Slide 22 - Diapositive

Wat?
§5.8 Grammatica woordsoorten: opdrachten 3, 4, 6, 7, 9 10 --> 11 t/m 15?  
Hoe?
Stil zelf of samen fluisteren
Hulp?
Boek, klasgenoot, baas Straver
Resultaat?
Bespreken volgende les, toets 13/6
Leerdoel?
aanwijzend en vragend voornaamwoord
Klaar?
Daltontaak, lezen, paragraaf 5.7 nakijken

Slide 23 - Diapositive


Wat is GEEN vragend voornaamwoord?
A
wat
B
welke
C
waarom
D
wie

Slide 24 - Quiz

Wat zijn aanwijzend voornaamwoorden?
A
degene, zulke
B
jouw, mijn
C
ik, jij
D
daarom, doordat

Slide 25 - Quiz




Hoe ging het in de klas?
Wat weet je nu?

Slide 26 - Diapositive

Wat weet je nu?


zinsdelen pv, o, wg, lv, mv, bwb

aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 27 - Diapositive

Einde van de les

Slide 28 - Diapositive

In duo's: Je wordt expert.... 
Zoek de theorie uit én een goed voorbeeld op bij het nummer dat je hebt gekregen. Na twee minuten ga je dit presenteren.

1. Lidwoord (lw) + Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
3. Werkwoord (ww): zww, kww en hww
4. Voorzetsel (vz) 
5. voegwoord (vw)
6. Persoonlijk voornaamwoord (psv) + Bezittelijk voornaamwoord (bzv)
7. Aanwijzend voornaamwoord (av) + Vragend voornaamwoord (vrv)

Slide 29 - Diapositive

Het psv verwijst naar één of meer personen. Dat is handig om te variëren met woorden in een tekst.
hij
zij 
u
het
jij
ik
wij

zij
jullie

Slide 30 - Diapositive

persoonlijk voornaamwoord (psv)
voorwerpsvorm
onderwerpsvorm
Onderwerpsvorm = o
Hij kan geweldig gamen.
Waarom willen jullie meedoen?

voorwerpsvorm = lv en mv of na een voorzetsel
Ik heb haar gebeld (lv)
De docent geeft hem een tien. (mv)
We spraken bij ons af. (na vz)


Slide 31 - Diapositive

Je gebruikt hen:
  • als het een lijdend voorwerp is. Ik zie hen buitenspelen.
  • na een voorzetsel. Ik geef de boeken aan hen.

Je gebruikt hun: 
  • bij personen in een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel ervoor. Hij geeft hun de bos bloemen. 



HEN of HUN?

Slide 32 - Diapositive

Welk woord(en) is (zijn) een persoonlijk voornaamwoord (psv)?
A
hij
B
die
C
welke
D
hem

Slide 33 - Quiz

2. Het bezittelijke voornaamwoord duidt 
een bezit aan.

Slide 34 - Diapositive

Welk woord is een bezittelijk voornaamwoord (bzv)?
A
hij
B
hem
C
zijn
D
is

Slide 35 - Quiz