Talent 1.8 Woordsoorten

Wat gaan we doen in deze periode?
Wat gaan we doen in deze les?
Grammatica - woordsoorten

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen in deze periode?
Wat gaan we doen in deze les?
Grammatica - woordsoorten

Slide 1 - Diapositive

mensen, dieren, dingen, planten, namen en begrippen zijn:
A
zelfstandig naamwoorden
B
bijvoeglijk naamwoorden
C
werkwoorden
D
bezittelijk voornaamwoorden

Slide 2 - Quiz



Tot welke woordsoort behoort het woord 'ons' in de onderstaande zin?

In ons toekomstige onderwijs zal het contact tussen leerlingen en docenten niet verminderen, maar veranderen.
A
Tot de persoonlijke voornaamwoorden
B
Tot de bezittelijke voornaamwoorden
C
Tot de wederkerende voornaamwoorden
D
Tot de wederkerige voornaamwoorden

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Vidéo

Welk woordsoort herken je vooral in dit refrein?
A
Werkwoorden
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Quiz

Hoe heet het benoemen van woordsoorten?
A
Rekenkundig ontleden
B
Taalkundig ontleden
C
Redekundig ontleden
D
Taakkundig ontleden

Slide 6 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 7 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst meestal naar één of meer personen/ voorwerpen/ zaken.

Slide 8 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord 
Als je twijfelt of iets een PSV is, dan kun je het woordje waarover je twijfelt vervangen door een naam. Lukt dit? Dan is het een PSV.

Hij heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 
(Mauro) heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 

Slide 9 - Diapositive

Wat is/ zijn de psv's?
Op de fruitschaal ligt het appeltje dat je wilde meenemen.

Slide 10 - Question ouverte

Noteer de psv's:
Jullie bootje botste net tegen dat van mij.

Slide 11 - Question ouverte

Bezittelijk voornaamwoord BZV
Geeft een bezit aan, dus van wie iets is. 
Staat altijd vóór 
het woord waar het
bij hoort.

Slide 12 - Diapositive

LET OP!
Let op het verschil in de volgende zinnen!

Dat is mijn telefoon. (bzv)
Is die telefoon van mij? (psv)

Slide 13 - Diapositive

Noteer de bzv's:
Zij heeft haar broer een nieuwe telefoon gegeven.

Slide 14 - Question ouverte

Noteer de bzv's:
Ons huis is vorige week eindelijk verkocht aan mijn beste vriend.

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Vidéo

Aanwijzend voornaamwoord AV

Slide 17 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord AV
Je kunt een AV op twee manieren gebruiken:
- bijvoeglijk: het staat dan voor een ZN
vb. Deze uitleg is heel fijn. 

- zelfstandig: er staat GEEN ZN voor. 
vb. Dit is heel fijn. 

Slide 18 - Diapositive

Vul een passend AV in:
Op ...... oude schilderij staat de burgemeester van Arnhem.

Slide 19 - Question ouverte

Vul een passend AV in:
Heb je ... boek over computers gekocht bij ..... nieuwe winkeltje in de Goudsteeg?

Slide 20 - Question ouverte

Mooie sneakers, die wil ik ook!
A
die is bijvoeglijk gebruikt
B
die is zelfstandig gebruikt.

Slide 21 - Quiz

Vragend voornaamwoord VRV

Slide 22 - Diapositive

Vragend voornaamwoord VRV
Je kunt een VRV op twee manieren gebruiken:
- bijvoeglijk: het staat dan voor een ZN
vb. Welke boeken vind jij leuk?

- zelfstandig: er staat GEEN ZN voor. 
vb. Wie is dat?

Slide 23 - Diapositive

Noteer de VRV's:
Wie heeft jouw huiswerk gemaakt?

Slide 24 - Question ouverte

Noteer de VRV's:
Waarom heb je mijn tas niet gepakt?

Slide 25 - Question ouverte

En nu verder...

  • Maken 1.8 opdr. 1 t/m 12

  • Klaar? Boekendoos!

Slide 26 - Diapositive

Wat is het onderwerp in deze zin?

Dalton Den Haag stikt van het talent.

Slide 27 - Question ouverte

Wat is de PV in deze zin?

Veel leerlingen zijn heel goed in een sport.

Slide 28 - Question ouverte

Wat is de PV in deze zin?

De getalenteerde leerlingen kunnen zich tijdens de talenturen verder ontwikkelen.

Slide 29 - Question ouverte

Tussenwerpsel
  • aparte grammaticale woordsoort 
  • vaak uitroepen en klanknabootsingen 
  • vaak aan het begin of einde van een zin, gescheiden door komma

Slide 30 - Diapositive

Tussenwerpsel
Soorten: 
  1. bevestiging / ontkenning: 
  2. emotie:  
  3. sociaal contact: 
  4. klanknabootsing: 

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Slide 33 - Vidéo