H5 voorbereiding toets

Herhaling verwijswoorden
Herhaling hoofdstuk 5
Herhaling van de onderdelen Lezen, en Woordenschat
Nederlands
14 april
Maken De Brug, achterin je boek. Alle opdrachten die horen bij Hoofdstuk 5
Onderdelen die niet af zijn, maak je thuis af.
Afmaken opdrachten De Brug
Volgende week woensdag: toets hoofdstuk 5
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhaling verwijswoorden
Herhaling hoofdstuk 5
Herhaling van de onderdelen Lezen, en Woordenschat
Nederlands
14 april
Maken De Brug, achterin je boek. Alle opdrachten die horen bij Hoofdstuk 5
Onderdelen die niet af zijn, maak je thuis af.
Afmaken opdrachten De Brug
Volgende week woensdag: toets hoofdstuk 5

Slide 1 - Diapositive

Vorige les

Verwijswoorden

Wie kan vertellen wat dit zijn?

Slide 2 - Diapositive

Deze les
Herhalen theorie hoofdstuk 5
Lezen, Woordenschat, Taalverzorging

Want: toets Hoofdstuk 5 volgende week woensdag

Slide 3 - Diapositive

Toetsafspraak hoofdstuk 5


Volgende week woensdag 21 april 3e uur

Dit staat al in SOM!

Slide 4 - Diapositive

Lezen: Het doel van een tekst
Elke tekst heeft een doel. De schrijver bedenkt dit doel voordat hij de tekst schrijft. Er zijn 5 verschillende doelen van een tekst:
1. informatie geven
2. iets leren of uitleggen
3. iets laten doen
4. mening geven
5. amuseren

Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden
1. informatie geven: een nieuwsbericht
2. iets leren of uitleggen: een recept
3. iets laten doen: een advertentie
4. mening geven: een boekbespreking
5. amuseren: een verhaal

Slide 6 - Diapositive

Bedenk nu zelf een ander voorbeeld bij: amuseren

Slide 7 - Question ouverte

Bedenk nu zelf een ander voorbeeld bij: informatie geven

Slide 8 - Question ouverte

Woordenschat: een bekend woorddeel zoeken

Soms ken je de betekenis van een woord niet. Je kunt dan op zoek gaan naar een deel van het woord dat je al wel kent. 
Er zijn 3 soorten:
1. samenstelling
2. voorvoegsel
3. achtervoegsel

Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden
1. samenstelling: bankstel bestaat uit het woord bank en het woord stel. Stel betekent 2, dus 2 banken
2. voorvoegsel: bij het woord onnodig herken je het woord nodig en het woord 'on'. On betekent niet, dus niet nodig.
3. achtervoegsel: tijdloos bestaat uit het woord tijd, met het achtervoegsel loos. Loos betekent 'zonder', dus zonder tijd. 

Slide 10 - Diapositive

Herkenning

Op dezelfde manier kun je dus te werk gaan bij woorden die je niet kent. 

Er zit meestal wel iets van herkenning in zo'n woord.

Slide 11 - Diapositive

Twijfel je tussen -de en -te?
Gebruik de regels van 't ex-kofschip!
--> Zit de laatste letter van de stam (ww - en) in 't ex-kofschip?
Nee is een D!!!!
Voorbeeld:
durven. hele ww - en = durv. Laatste letter is een v. Zit die in 't exkofschip? Nee is een D, dus durfde. 
Let op de medeklinker wisseling!

Slide 12 - Diapositive

Taalverzorging Spelling
Het meervoud op -s
Zelfstandige naamwoorden schrijf je in het meervoud, als er meer zijn, met een -s er direct achter: 
kamer - kamers, tafel - tafels, komkommer - komkommers

Tenzij je het anders verkeerd uitspreekt, dan komt er 's:
hobby - hobby's, menu - menu's, echo - echo's

Slide 13 - Diapositive

Vragen? 

Slide 14 - Diapositive

Aan het werk
Zoek achterin je boek het hoofdstuk De Brug.

Maak van alle onderdelen (blz 229 Lezen, Woordenschat, Taalverzorging) de opdrachten die horen bij Hoofdstuk 5.

Nakijken doen we de volgende les (vrijdag). 

Slide 15 - Diapositive

Klaar?
Nakijken doen we de volgende les. Laat aan de docent zien dat je klaar bent.

Je kunt 2 dingen doen:
1. alvast leren voor de toets
2. stil iets voor jezelf doen

Slide 16 - Diapositive

Vragen?

Slide 17 - Diapositive