4.2 gerecht

Wat zeg je tegen elkaar voor je gaat eten?
A
smakken eet
B
eet smakelijk
C
smakkelijk eten
D
eet samen
1 / 42
suivant
Slide 1: Quiz
NT2MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Wat zeg je tegen elkaar voor je gaat eten?
A
smakken eet
B
eet smakelijk
C
smakkelijk eten
D
eet samen

Slide 1 - Quiz

Uit eten
Na deze les kun je ...

  • een gerecht bestellen
  • iets te drinken bestellen
  • vertellen wat je graag lust
  • vertellen wat je niet lekker vindt
  • om de rekening vragen

Slide 2 - Diapositive

Waar denk je aan bij café en restaurant?

Slide 3 - Carte mentale

ik vind ...... niet lekker

Slide 4 - Carte mentale


Welke 3 maaltijden zijn er elke dag?

Slide 5 - Question ouverte

ik eet graag.....

Slide 6 - Carte mentale

Je eet vaak met een mes, een vork en een lepel? Hoe noemen we deze drie dingen in één woord?

Slide 7 - Question ouverte

groenten

Slide 8 - Carte mentale

fruit

Slide 9 - Carte mentale

en wat eet jij in de middag?
(lunch)

Slide 10 - Carte mentale

wat eet jij in de ochtend?
(ontbijt)

Slide 11 - Carte mentale

en wat eet jij in de avond?
(avondeten)

Slide 12 - Carte mentale

soorten gerechten
voorgerecht
hoofdgerecht
nagerecht

Slide 13 - Diapositive

SOEP
Is dit een voorgerecht?

Slide 14 - Diapositive

bestek
mes(sen)
vork(en)
lepel(s)
fooi(en)
nagerecht(en)
(toetje(s))
dessert(s)
hoofdgerecht(en)
voorgerecht(en)
(voorafje(s))
opscheplepel(s)

Slide 15 - Diapositive

Soep eet je met ...
A
...een lepel.
B
...een vork.
C
...een mes.
D
...je handen.

Slide 16 - Quiz


A
menukaart
B
maaltijdkaart
C
gerechtenkaart
D
eetkaart

Slide 17 - Quiz

Welk gerecht wordt hier gemaakt? Sleep de antwoorden naar het plaatje
Appelflap
Roerei
Omelet
Tonijnsalade

Slide 18 - Question de remorquage

Welk gerecht wordt hier gemaakt? Sleep de antwoorden naar het plaatje
Appelflap
Roerei
Omelet
Tonijnsalade

Slide 19 - Question de remorquage

Welk gerecht wordt hier gemaakt? Sleep de antwoorden naar het plaatje
Appelflap
Roerei
Omelet
Tonijnsalade

Slide 20 - Question de remorquage

Welk gerecht wordt hier gemaakt? Sleep de antwoorden naar het plaatje
Appelflap
Roerei
Omelet
Tonijnsalade

Slide 21 - Question de remorquage

Welk gerecht wordt hier gemaakt? Sleep de antwoorden naar het plaatje
Appelflap
Roerei
Omelet
Tonijnsalade

Slide 22 - Question de remorquage

Welk gerechten wordt hier gemaakt? Sleep de antwoorden naar het plaatje
Appelflap
Roerei
Omelet
Tonijnsalade

Slide 23 - Question de remorquage

Luisteren en lezen
maaltijden en gangen
Lekker, of niet?
Dialoog in café of restaurant

Slide 24 - Diapositive

Waar hou je van?
Wat vind je lekker?

Ik lust graag tapas.
Ik hou van tapas.
Ik vind tapas lekker.
Ik vind tapas heel erg lekker.





Waar hou je niet van?
Wat vind je niet lekker?

Ik lust geen tapas.
Ik hou niet van tapas.
Ik vind tapas niet lekker.
Ik vind tapas helemaal niet lekker.




Slide 25 - Diapositive

Wat vind je niet lekker? /
Wat lust je niet?
Geef antwoord met een hele zin.

Slide 26 - Question ouverte

Wat wilt u drinken?
A
een droge witte wijn
B
de salade met geitenkaas
C
de tomatensoep
D
de Indiase curry

Slide 27 - Quiz

Wilt u nog een dessert?
A
Ja, geeft u mij maar de groentelasagne.
B
Ja, tomatensoep alstublieft.
C
Ja, graag fruit met ijs.
D
Ja, ik neem het lam.

Slide 28 - Quiz

Heeft het gesmaakt?
A
Laat de rest maar zitten.
B
Ja, het was heerlijk.
C
Een droge witte wijn alstublieft.
D
Mag ik de rekening?

Slide 29 - Quiz

Noteer de trappen van vergelijking van het woord 
 'lekker'.
1
2
3
lekker
lekkerder
het lekkerst

Slide 30 - Question de remorquage

Mag ik de rekening?
A
Tot ziens!
B
Ik zal de menukaart even halen.
C
Alstublieft, uw dessert.
D
Dat is dan 34,56.

Slide 31 - Quiz

Waar heb je zin in?
A
In warme chocolademelk!
B
Wat een lekkere curry!
C
De soep smaakt heerlijk!
D
Bedankt!

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Vidéo

Wat wil meneer bestellen?
A
Een gezond broodje en twee kroketten.
B
Een broodje gezond en een kroket.
C
Pannenkoeken voor de kinderen.
D
Stroop voor op de pannnenkoeken.

Slide 34 - Quiz

Wat bestelt Marianne te drinken?
A
Koffie en een glas water.
B
Een glas witte wijn, en melk voor haar man.
C
Cappuccino, en cola voor de kinderen.
D
Thee, en twee glazen melk voor de kinderen.

Slide 35 - Quiz

Heeft het eten gesmaakt?

Slide 36 - Question ouverte

Hoe betaalt meneer de rekening?
A
Hij betaalt contant met een briefje van 50.
B
Hij pint.
C
Hij heeft het niet kleiner.
D
Hij betaalt met gepast geld.

Slide 37 - Quiz

Hoe smaakt het?
Is het lekker?
Smaakt het?

De tapas smaken lekker.
de tapas smaken goed.
Ja, het is heerlijk.
Ja, het is lekker.
Hoe smaakt het?
Is het lekker?
Smaakt het?


De tapas smaken niet lekker.
De tapas smaken niet goed.
Nee, het is niet lekker.
Nee, het smaakt niet.

Slide 38 - Diapositive

De ober vraagt: Heeft het gesmaakt? Wat zeg je?

Slide 39 - Question ouverte

Je wilt betalen. Wat zeg je?

Slide 40 - Question ouverte

Waar heb je zin in?

Ik heb zin in tapas.

Ik heb zin in een biertje, dus ik ga nu naar een terras.


Waar heb je geen zin in?

Ik heb geen zin in tapas.

Ik heb geen zin in tapas, maar ik heb wel zin in curry.
Text

Slide 41 - Diapositive

Waar heb je zin in?

Slide 42 - Question ouverte