Rekenen 2F

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bij de volgende sommen mag je geen rekenmachine gebruiken. Wel papier. 

Slide 2 - Diapositive

5678 - 1499 =

Slide 3 - Question ouverte

763 + 879 =

Slide 4 - Question ouverte

27 x 17 =

Slide 5 - Question ouverte

162 : 3 =

Slide 6 - Question ouverte

2 van de 8 = %

Slide 7 - Question ouverte

-5 + 9 =

Slide 8 - Question ouverte

Rond 2814 af op een honderdtal

Slide 9 - Question ouverte

40% van 3,50 =

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf 3/4 als decimaal getal.

Slide 11 - Question ouverte

50 is ...% van 250
A
10%
B
20%
C
30%
D
50%

Slide 12 - Quiz

Shannon wisselt 10 briefjes van 20,- om in munten van 50 eurocent.
Hoeveel munten krijgt ze?
A
100
B
200
C
400
D
800

Slide 13 - Quiz

4 x 99 =
A
496
B
399
C
499
D
396

Slide 14 - Quiz

Hoeveel is 1/8 x 5
A
1/40
B
5/40
C
1/8
D
5/8

Slide 15 - Quiz

km
hm
dam
m
dm
cm
mm
Zet de eenheden van lengte van groot (links) naar klein (rechts)

Slide 16 - Question de remorquage

350 meter is...
A
3,5 kilometer
B
0,35 kilometer
C
3,5 hectometer
D
35 hectometer

Slide 17 - Quiz

Welke breuk hoort bij 0,75?

Slide 18 - Question ouverte

Bij de volgende sommen mag je wel een rekenmachine gebruiken.

Slide 19 - Diapositive


Op welke metrolijn kun je als eerste overstappen?
op lijn ....
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz


Hoeveel euro ontvangt iemand van 17 jaar gemiddeld aan zakgeld en kleedgeld per week?   (antw: xx,xx)

Slide 21 - Question ouverte


Hoeveel vierkante meter tegels kun je lijmen met 1 zak lijm?
A
0,5 vierkante meter
B
20 vierkante meter
C
10 vierkante meter
D
40 vierkante meter

Slide 22 - Quiz

Wat is de omtrek?

Slide 23 - Question ouverte

Oppervlakte
Dit weiland heeft een lengte van 200 meter en een breedte van 100 meter.
Hoe groot is het stuk grond? Het is de bedoeling dat je de oppervlakte van het weiland berekent
A
De oppervlakte van het weiland is 10 x 20 m2. Dat is 20.00 m2
B
200 + 200 + 100 + 100 = 600 meter
C
De oppervlakte van het weiland is 1000 x 2000 m2. Dat is 200.000 m2
D
De oppervlakte van het weiland is 100 x 200 m2. Dat is 20.000 m2.

Slide 24 - Quiz

2,25 uur is...
A
2 uur en 25 minuten
B
2 uur en een kwartier
C
135 minuten
D
145 minuten

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive


Hoeveel milliliter sinaasappelsap moet je drinken om de dagelijks aanbevolen hoeveelheid vitamine C binnen te krijgen?
A
60
B
172
C
603
D
580

Slide 30 - Quiz


Hoeveel bespaar je in een jaar als je met het openbaar vervoer reist i.p.v. met de auto?

Slide 31 - Question ouverte


529=
A
23
B
29
C
18
D
21

Slide 32 - Quiz

4 eieren kosten 0,50. Hoeveel kosten 10 eieren?

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive

Hoeveel stoelen zijn bezet?

Slide 35 - Question ouverte

Slide 36 - Diapositive

Hoeveel flessen worden in de glasbak gegooid?

Slide 37 - Question ouverte

Einde

Slide 38 - Diapositive