Herhaling grammatica & vocabulaire (diff)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

BONJOUR ET BIENVENUE

Bonjour

et 

bienvenue!!

la tâche de début

Spreekvaardigheid

Overleg in tweetallen. 

Hoe zeg je in het Frans - 

• Hallo! Alles goed?
• Mijn naam is.......hoe heet jij?
• Ik woon in een klein huis in Alkmaar
• Waar woon jij?
• Wat is jouw hobby?

zonder boek!

Aujourd'hui

• La tâche de début
• Herhaling alles unité 1
• Differentiatie

Prenez votre chromebook

Log in sur lessonup.app.

Gebruik je eigen naam.

L'article / Het lidwoord

In het Nederlands heb je 3 lidwoorden: DE, HET & EEN 
(bijvoorbeeld: HET boek, DE appel, EEN auto.)

In het Frans heb je er 7:

• Le
• la
• l'
• les
• un
• une
• des

LE

LA

pays

ville

madame

classe

nouvelle

France

rue

prénom

quartier

monsieur

stylo

.......toilettes

1. le
2. la
3. l'
4. les

......école

1. le
2. la
3. l'
4. les

.........amies

1. le
2. la
3. l'
4. les

Maak meervoudig:
le monsieur (de man)
.........................(de mannen)

1. Les monsieur
2. le monsieur
3. les monsieurs
4. l'monsieurs

Maak meervoudig:
le pays (het land)
.........................(de landen)

1. Le pays
2. les pays
3. l'pays
4. les payss

Maak meervoudig
Het hotel = l'hôtel
de hotels = ....................

Il(s) en elle(s)

Il = hij                       ils = zij (m)

elle = zij                    elles = zij (v)

Niet alleen mensen spreek je aan met il/elle/ils & elles maar ook voorwerpen:

Le camping est joli --> il est joli

Les campings sont jolis --> ils sont jolis

la chambre est jolie --> elle est jolie

Les chambres sont jolies --> elles sont jolies

la piscine est grande!
...... est grande!

1. il
2. elle
3. ils
4. elles

Le quartier est joli
...........est joli

1. il
2. elle
3. ils
4. elles

Madame Brouwers est le prof de français

..............est le prof de français.

1. il
2. elle
3. ils
4. elles

Lisa, Anna, Johanna, Emma & Luc sont gentils.

.................sont gentils

etre

=

 zijn

il/elle/on est

nous sommes

vous êtes

ils/elles sont

tu es

je suis

jij bent

zij zijn

hij/zij/men is

Jullie zijn/u bent

wij zijn

ik ben

Wat vind je het lastigst?

1. het werkwoord être
2. het lidwoord/il(s) & elle(s)

Au travail !

Wat? être - 8E,F & G (blz 43) lidwoord - 16G,H, I & J (blz 44)	Met wie en hoe? - Individueel - Eerste 5 minuten in stilte .	Hulp nodig? Eerste 5 minuten geen vragen. Daarna mag je je hand opsteken.
Tijd?	Tip: Kijk op pagina 37/38	Klaar? Ga naar Verbuga.eu om het werkwoord être te leren.