3T les 4 het voltooid deelwoord

♥lich Willkommen!
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

♥lich Willkommen!

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Start
  • Herhaling haben & sein v.t
  • Uitleg haben & sein v.t 
  • Oefening LessonUp
  • Oefening boek 





Slide 2 - Diapositive

Am Ende der Stunde:


  • Weet je de vervoegingen van de werkwoorden haben & sein zowel in de tegenwoordige tijd als in de verleden tijd. 
  • Kun je een voltooid deelwoord maken in het Duits. 

Slide 3 - Diapositive

Weißt du noch?

Slide 4 - Diapositive

ich
du
sie
er
es
man
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
MEN
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ

Slide 5 - Question de remorquage

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 6 - Question de remorquage

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 7 - Question de remorquage

ich 
du
er/sie/es 
wir
ihr
sie/Sie
sind 
bin
seid
bist
ist
sind
hat
hast
haben
habt
haben
habe

Slide 8 - Question de remorquage

Slide 9 - Diapositive

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 10 - Question de remorquage

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 11 - Question de remorquage

hatte
wart
hattet
war
war
hatten
ich
ich
ihr
man
ihr
Sie

Slide 12 - Question de remorquage

Gestern ... (was) ein komischer Tag.
A
war
B
wart
C
hattet
D
hatten

Slide 13 - Quiz

Du ... (had) schlechte Laune (humeur).
A
hattest
B
warst
C
war
D
hatte

Slide 14 - Quiz

Es regnete und es ... (was) kalt.
A
hatte
B
war
C
waren
D
wart

Slide 15 - Quiz

Du ... (had) Kopfschmerzen.
A
warst
B
hatte
C
war
D
hattest

Slide 16 - Quiz

Meine Brüder ... (hadden) ein Auto.
A
hatten
B
war
C
hattet
D
wart

Slide 17 - Quiz

Mein Handy ... (was) kaputt.
A
war
B
hattest
C
hatte
D
wart

Slide 18 - Quiz

Außerdem ... (waren) meine Eltern auch da.
A
war
B
warst
C
waren
D
wart

Slide 19 - Quiz

Wat is eigenlijk een zwak werkwoord?

Slide 20 - Carte mentale

Wat is eigenlijk een voltooid deelwoord?

Slide 21 - Carte mentale

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door: 

GE + STAM + T

Bijvoorbeeld:
hören - Wir haben es gestern schon gehört. 
spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 

Slide 22 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden waarbij de stam op een -t of een -d eindigt, wordt gevormd door:

GE + STAM + ET

Bijvoorbeeld:
arbeiten - Wir haben gestern den gazen Tag gearbeitet.

Slide 23 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 

STAM + T

Bijvoorbeeld:
fotografieren - Was hast du fotografiert?

Slide 24 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door:

STAM + T

Bijvoorbeeld:
besuchen - Wir haben den Zoo besucht.

Slide 25 - Diapositive

Wat valt je op aan deze zinnen?
Wir haben es gestern schon gehört. 
Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 
Was hast du fotografiert?
Wir haben den Zoo besucht. 

Slide 26 - Diapositive

Stappenplan
Om welk werkwoord gaat het?
1. Plaats dit werkwoord naar het einde van de zin en maak er als volgt een voltooid deelwoord van:
2. Wat is de stam van het werkwoord?
3. Eindigt de stam op –T, -D of het werkwoord op–IEREN? Zo ja, ga naar stap 4 of 5.
     Zo nee, regel: GE + STAM + T
4. Eindigt de stam op: -T of –D, regel: GE + STAM + ET. 
5. Eindigt de stam op –IEREN, regel: STAM+T

6. Voeg het juiste hulpwerkwoord toe.

Slide 27 - Diapositive

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden  

Slide 28 - Diapositive

Wat is eigenlijk een sterk werkwoord?

Slide 29 - Carte mentale

Basisregel voor het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden moet je simpelweg leren. 

Bijvoorbeeld:
beschrijven - beschreven / beschreiben - beschrieben
zwemmen - gezwommen / schwimmen - geschwommen

Slide 30 - Diapositive

We gaan oefenen!
Vul het juiste voltooid deelwoord in. 

Slide 31 - Diapositive

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Slide 32 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Slide 33 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 34 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ihr habt das Nintendo Spiel ______(kaufen).

Slide 35 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ich habe nichts davon____(merken)

Slide 36 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Du hast zwei Jahre Deutsch_____(studieren)?

Slide 37 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Wer hat das Essen eigentlich_____?(bezahlen)

Slide 38 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Wie lange hast du ______(warten)?

Slide 39 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Die Schüler haben bei Albert Heijn zu wenig______(verdienen)

Slide 40 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ich habe die Falsche Kleidung______(bestellen)

Slide 41 - Question ouverte

We gaan oefenen!
Maak een voltooide zin.
Bijvoorbeeld: 
Ich wohne in Franeker = Ich habe in Franeker gewohnt. 

Slide 42 - Diapositive

Meine Schwester wohnt in Zierikzee.

Slide 43 - Question ouverte

Meine Oma tanzt gerne.

Slide 44 - Question ouverte

Mein Bruder arbeitet als Lehrer.

Slide 45 - Question ouverte

Ich bestelle das Essen.

Slide 46 - Question ouverte

Hausaufgaben


Aufgaben 19, 20 & 21
Fertig? Aufgabe 45 & 46

Slide 47 - Diapositive