Er bestaan veel verschillende verhaalsoorten. van welk soort je houdt, heeft te maken met je smaak.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1
Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte et 4 vidéos.
Éléments de cette leçon
fictie
Er bestaan veel verschillende verhaalsoorten. van welk soort je houdt, heeft te maken met je smaak.
Slide 1 - Diapositive
verhaalsoorten
Slide 2 - Diapositive
De gevangene van Lydia Rood
Het schilderij is van Rembrandt, de anatomische les van dr. Nicolaes Tulp op 16 januari 1632. Een maal per jaar organiseerde het chirurgijnsgilde een openbare ontleding. Men gebruikte hiervoorhet lichaam van een crimineel.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Werkwoorden
Welke vormen kan een werkwoord hebben?
Slide 6 - Diapositive
De vormen van het werkwoord.
Persoonsvorm Heel werkwoord Voltooid deelwoord
Slide 7 - Diapositive
Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je vinden met de tijdproef. Dat wil zeggen dat je de zin in een andere tijd zet. 1. Ik ga de hond uit laten 2. Ik ging de hond uit laten
Slide 8 - Diapositive
Werkwoordelijk gezegde
De werkwoorden in een zin vertellen wat er gebeurt of wat iemand doet. Alle werkwoorden uit een zin samen noemen we het werkwoordelijk gezegde.
Slide 9 - Diapositive
Benoem de werkwoorden
Iris heeft een boterham gegeten. Iris zal een boterham eten. Iris gaat een boterham eten. Iris moet een boterham eten. Iris wil een boterham eten.
Welk soort woord klopt niet in deze twee zinnen? Welke fout maken kinderen?
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Klankvaste werkwoorden
Klankvaste werkwoorden of regelmatige werkwoorden;
Ik fiets / ik fietste ik vis / ik viste Ik voel / ik voelde
Slide 16 - Diapositive
klankveranderende werkwoorden
Klankveranderende werkwoorden of onregelmatige werkwoorden
ik loop / ik liep ik beweeg / ik bewoog ik heb / ik had
Slide 17 - Diapositive
grondwoorden
Basisvorm van een woord. In het woordenboek zoek je altijd naar de basisvorm
Slide 18 - Diapositive
grondwoorden
Bij werkwoorden is het grondwoord altijd het hele werkwoord Bij zelfstandige naamwoorden is het grondwoord altijd het enkelvoud en geen verkleinwoord Bij sommige woorden zoek je op de kortste vorm