3 blok 3

fictie
Er bestaan veel verschillende verhaalsoorten. van welk soort je houdt, heeft te maken met je smaak.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

fictie
Er bestaan veel verschillende verhaalsoorten. van welk soort je houdt, heeft te maken met je smaak.

Slide 1 - Diapositive

verhaalsoorten

Slide 2 - Diapositive

De gevangene van Lydia Rood
Het schilderij is van Rembrandt, de anatomische les van dr. Nicolaes Tulp op 16 januari 1632.
Een maal per jaar organiseerde het chirurgijnsgilde een openbare ontleding. Men gebruikte hiervoorhet lichaam van een crimineel.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Werkwoorden
Welke vormen kan een werkwoord hebben?

Slide 6 - Diapositive

De vormen van het werkwoord.
Persoonsvorm
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 7 - Diapositive

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je vinden met de tijdproef. Dat wil zeggen dat je de zin in een andere tijd zet.
1. Ik ga de hond uit laten
2. Ik ging de hond uit laten

Slide 8 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde
De werkwoorden in een zin vertellen wat er gebeurt of wat iemand doet.
Alle werkwoorden uit een zin samen noemen we het werkwoordelijk gezegde.

Slide 9 - Diapositive

Benoem de werkwoorden
Iris heeft een boterham gegeten.
Iris zal een boterham eten.
Iris gaat een boterham eten.
Iris moet een boterham eten.
Iris wil een boterham eten.

Slide 10 - Diapositive

zelfstandige naamwoorden
me-di-pla-di
mensen, dingen, planten, dieren en......... namen.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Diapositive

Taal van kleine kinderen.
De vogel vliegde

Ik schrijfte mijn naam

Welk soort woord klopt niet in deze twee zinnen?
Welke fout maken kinderen?

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Klankvaste werkwoorden
Klankvaste werkwoorden of regelmatige werkwoorden;

Ik fiets / ik fietste
ik vis / ik viste
Ik voel / ik voelde

Slide 16 - Diapositive

klankveranderende werkwoorden
Klankveranderende werkwoorden of onregelmatige werkwoorden

ik loop / ik liep
ik beweeg / ik bewoog
ik heb / ik had

Slide 17 - Diapositive

grondwoorden
Basisvorm van een woord. In het woordenboek zoek je altijd naar de basisvorm

Slide 18 - Diapositive

grondwoorden
Bij werkwoorden is het grondwoord altijd het hele werkwoord
Bij zelfstandige naamwoorden is het grondwoord altijd het enkelvoud en geen verkleinwoord
Bij sommige woorden zoek je op de kortste vorm

Slide 19 - Diapositive

TRAPPEN VAN VERGELIJKING

Slide 20 - Diapositive

Trappen van vergelijking
Hoog / hoger / hoogst
Mooi
veel

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo