trappen van vergelijking herhaling zelfstandig naamwoord

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
1 / 17
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 1 - Quiz

Oorspronkelijke
A
Nieuwste
B
Beste
C
Oudste
D
Mooiste

Slide 2 - Quiz

Sleep alle werkwoorden naar "Werkwoorden" en alles wat geen werkwoord is naar "Geen werkwoord".
Werkwoorden
Geen werkwoord
huis
rode
verhuizen
hebben
zijn
hond

Slide 3 - Question de remorquage

Welk werkwoord is geen klankvast werkwoord?
A
kletsen
B
lachen
C
fluisteren
D
eten

Slide 4 - Quiz

Welk werkwoord is een
klankveranderend werkwoord?
A
koken
B
kammen
C
kopen
D
klappen

Slide 5 - Quiz

Klankvast (zwak) werkwoord
Klankveranderend (sterk) werkwoord
fietsen
lopen
schrijven
plakken
branden
drinken
eten
luisteren

Slide 6 - Question de remorquage

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, dieren, dingen
B
mensen, dieren, dingen, planten
C
mensen, dieren, dingen, planten, eigennamen
D
geen van deze drie

Slide 7 - Quiz

Zelfstandig naamwoord
Geen zelfstandig naamwoord
glas
prachtig
honden
vriendschap
voor
Hengelo
die
alweer

Slide 8 - Question de remorquage

Aan het eind van deze les:
- Weet je wat de t5rappen van vergelijking zijn
-kun je woorden zelf in de trappen van vergelijking zetten

Slide 9 - Diapositive

Trappen van vergelijking
jong
snel
hoog

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Noteer de trappen van vergelijking van het woord 
 'traag'.
1
2
3
 traag
trager
traagst

Slide 12 - Question de remorquage

Gebruik de trappen van vergelijking bij:
veel

Slide 13 - Question ouverte

Trappen van vergelijking: mooi

Slide 14 - Question ouverte

Trappen van vergelijking:
goed

Slide 15 - Question ouverte

A. vers - xxxx- verst
B. ver - xxxx - verst
A
A. verzer B. verser
B
A.meer vers B. verder
C
A. verser B. verder

Slide 16 - Quiz

Maak nu de opdrachten
 op de elo opdracht 33 en 34 + aanvulling so

Slide 17 - Diapositive