Nederlands - Talent - 3 vmbo-gt - 3.2 Lezen - Leestaak blz. 110

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 3

Nederlands - Talent - 3 vmbo-gt

3.2 Leestaak   blz. 110

Leerdoelen

• Wat ik heb geleerd bij de kennisvragen Lezen, kan ik toepassen bij een leestaak.
• Ik kan vragen bij een tekst goed beantwoorden.

Leerdoelen: schriftelijk antwoord geven

Fictie: open vraag

• Ik geef antwoord in een zin.
• Ik zet een hoofdletter aan het begin van een zin en namen.
• Ik gebruik punten, komma's en andere leestekens correct.
• Mening geven: 

        -  Ik vind ......, omdat  ......

        -   Ja/Nee, omdat .......

        -    Ik ben het ermee eens/oneens, omdat ..........

Om je te helpen

• Je krijgt meestal eerst een kennisvraag (kennisvragen Lezen).
• Daarna volgt een vraag daarover die hoort bij een tekst.

Zo leer je kennis over Lezen toe te passen. Dat moet je straks ook doen bij het (school)examen lezen.

Kennisvraag
Je gaat straks tekst 6 op blz. 110 lezen. Met welke manier van lezen start je altijd bij het lezen van een tekst?

Samen lezen

tekst 6: 'Dierenarts, kom eens op voor het dierenwelzijn.'

blz.  110

22a. Verbaast de titel van tekst 6 je? Waarom wel/niet?

Kennisvraag
Welke vier tekstdoelen zijn er?

22b. Wat is het doel van tekst 6, als je afgaat op de titel en de inleiding?

Kennisvraag
Welke functies kan een inleiding hebben?

22c. Wat is de belangrijkste functie van de inleiding van tekst 6?

Kennisvraag
Hoe is een tekst opgebouwd bij een driedeling?

22d1. Hoe is de indeling van tekst 6?

22d2. Tekst 6. Zet op een rij: welke alinea's horen bij de inleiding, de kern en het slot?

Kennisvraag
Wat is de bron van een tekst en waar vind je die?

22e. Wat weet je over de bron van tekst 6?

Kennisvraag
Welke functies kan een inleiding hebben?

23a. Welke functie heeft de inleiding van tekst 6 nog meer.

Kennisvraag
Waaraan herken je de mening van de schrijver in een tekst?

23b. Formuleer (omschrijf) met eigen woorden de mening van de schrijver van tekst 6.

23c. Formuleer (omschrijf) met eigen woorden de mening van de schrijver van tekst 6.

23d. Tekst 6. Welk kopje geeft het best de inhoud van alinea 2 en 3 weer?

1. Dierenleed tijdens de studie.
2. Herinneringen uit de studietijd aan dierenleed.
3. Voorbeelden van dierenleed.

Kennisvraag
Er zijn hoofdzaken (onderwerp, aanleiding voor tekst, kernzinnen, conclusie) en bijzaken (toelichting). Welke zaken horen in een samenvatting?

23e. Tekst 6. Moet je de inhoud van alinea 2 en 3 in een samenvatting verwerken? Leg je antwoord uit.

Kennisvraag
Hoe moet je iets citeren?

Kennisvraag
Wat is een argument?

23f. Tekst 6. Citeer de zin die het best het argument (reden) uit alinea 4 weergeeft.

23g. Tekst 6. Zeg in eigen woorden wat 'de verwachte reactie' inhoudt.

Kennisvraag
Welke functies kan een slot hebben?

23h. Tekst 6. Bevat het slot nieuwe informatie?

23i. Wat is de functie van het slot van tekst 6?

25a. Leg uit dat de titel niet helemaal bij de inhoud past.

Kennisvraag
Wat is subjectieve informatie?

25b. Alinea 2-4 bevat vooral veel subjectieve informatie. Wat maakt dat deze informatie geloofwaardig overkomt?

25c. Welke mening leid je af uit: 'Zo worden de toekomstige dierenartsen klaargestoomd (r. 28) ?

25d. Welk verband is er tussen alinea 3 en alinea 4?

25e. Welke vergelijking vind je in alinea 4?

25f. Waarom maakt de schrijver deze vergelijking?

25g. In alinea 4 staan twee vragen. Welke mening drukt de schrijfster hiermee uit?

Woordenschat.
Leid zoveel mogelijk de betekenis af uit tekst 6.
a. 'zich scharen achter (r.1)

Woordenschat.
Leid zoveel mogelijk de betekenis af uit tekst 6.
b. motie (r. 6)

Woordenschat.
Leid zoveel mogelijk de betekenis af uit tekst 6.
c. geschaad (r. 12)

Einde

Bedankt voor  jouw aandacht en bijdrage.

Goed gewerkt!