4.1 Hoe maak je dat?

Zijn er in jouw omgeving veel fabrieken of juist veel kantoren? (Denk ook na waar dat aan kan liggen)
1 / 41
suivant
Slide 1: Question ouverte
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Zijn er in jouw omgeving veel fabrieken of juist veel kantoren? (Denk ook na waar dat aan kan liggen)

Slide 1 - Question ouverte

Wat gaan we vandaag leren?
-Hoe worden de producten die wij kopen eigenlijk gemaakt?
-Hoe wordt er winst gemaakt op de producten die wij kopen?
-In welke sectoren kun jij later allemaal gaan werken?

-Allerlei tips die jij misschien wel kunt toepassen als je later ooit je eigen bedrijf wilt oprichten. 

Slide 2 - Diapositive

Produceren
Het maken van goederen en het leveren van diensten

Slide 3 - Diapositive

Elektrische energie produceren

Slide 4 - Diapositive

Voorbeeld van het  produceren van goederen
Hiernaast zie je dat er een auto wordt geproduceerd (oftewel gemaakt)

Oftewel produceren is een luxe woord voor maken. 

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld van het produceren van goederen
Hiernaast zie je een afbeelding van een fabrieksarbeider in de Iphone fabriek. Hier worden Iphones geproduceerd (gemaakt).

Slide 6 - Diapositive

Voorbeelden van het leveren van diensten
Youtube vloggers leveren een dienst. Ze geven je informatie, nets als docenten. Die geven jullie informatie. Een kenmerken van diensten is dat je het meestal niet aan kunt raken. 

Slide 7 - Diapositive

Nog een voorbeeld van een dienst
Ook de kapper levert een dienst. 

Slide 8 - Diapositive

Je gaat naar de schoonheidsspecialist is hier sprake van een goed of dienst?
A
Hier is sprake van een goed
B
Hier is sprake van een dienst
C
Van beide is geen sprake
D
Dit is zowel een dienst als een goed.

Slide 9 - Quiz

Wat zijn grondstoffen?
Grondstoffen komen uit de natuur. Voorbeelden zijn: Hout van bomen, groente, fruit, olie, ijzererts. Vaak wordt er van deze grondstoffen nog iets gemaakt.
Vb: Van hout maken we een tafel of van appels maken we appelmoes. 

Oftewel van grondstoffen maken we vaak nog iets. 

Slide 10 - Diapositive

Bedrijfskolom
Alle bedrijven die meewerken aan een product vind je terug in de bedrijfskolom. 

Slide 11 - Diapositive

VB: bedrijfskolom van chips
Hiernaast zie je hoe chips gemaakt wordt . Oftewel het begint bij de aardappelkwekerij en gaat vervolgens naar de chipsfabriek etc. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Toegevoegde waarde
De waarde die iedere stap toevoegt. De aardappelkwekerij verkoopt zijn aardappels voor €1,00 de kilo. De chipsfabriek maakt van de aardappels chips en verkoopt het voor €2,00 aan het warenhuis. Vervolgens verkoopt het warenhuis de chips aan de consument voor €2,10. 

De grondstoffen kosten dus €1,00. De chipsfabriek voegt €1,00 toe en het warenhuis €0,10.

Slide 14 - Diapositive

Vb toegevoegde waarde DVD
Hiernaast zie je wat elk bedrijf meer vraagt voor het product. Dit is dus de winst voor het bedrijf. Het begint bij een grondstofprijs voor €0,01 en de consument betaalt uiteindelijk €11,25. 

Slide 15 - Diapositive

Waarom voegt elke stap (van aardappelkwekerij naar chipsfabriek) van de bedrijfskolom waarde toe?
A
Omdat ze ook winst willen maken.
B
Omdat iedereen dat verwacht.
C
Om ervoor te zorgen dat het product niet te goedkoop wordt.
D
Dit is wettelijk verplicht.

Slide 16 - Quiz

Elk bedrijf voegt altijd evenveel waarde toe?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Een webwinkel (zoals bol.com) voeg geen waarde toe aan een product?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

De consument voegt de meeste waarde toe.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Voegt de consument waarde toe aan de bedrijfskolom?

Slide 20 - Question ouverte

Productiekosten
Alle kosten die je maakt om een product te maken.

(VB: je gaat een taart bakken hiervoor heb je: boter, slagroom, fruit, meel en suiker nodig. Maar waar maak je het? Dus je hebt ook een bedrijfspand nodig, energie en personeel.

Alle kosten samen noem je de productiekosten. 

Slide 21 - Diapositive

Stel jij hebt een eigen bedrijf en maakt 100 taarten voor hoeveel verkoop je ze dan?
A
Evenveel als de productiekosten
B
Je vraagt meer dan de productiekosten
C
Je vraagt minder dan de productiekosten

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de bedrijfskolom?
A
Supermarkt, groothandel, kaasfabriek, boederij
B
Kaasfabriek, boerderij, groothandel, supermarkt
C
boerderij, kaasfabriek, groothandel, supermarkt
D
groothandel, kaasfabriek, supermarkt, groothandel

Slide 23 - Quiz

Kostprijs per product
De kosten die je hebt om een product te maken. 
(Alle productiekosten : aantal producten
VB: Max heeft 7 tafels gemaakt. De productiekosten waren €1.645. Hoeveel is de kostprijs per tafel?

€1.645:7=  €235 is de kostprijs per tafel

Slide 24 - Diapositive

Voor een actie op school heb je 350 koekjes gebakken. Om de koekjes te kunnen maken, heb je €42 uitgegeven. Wat is de kostprijs per koekje?

Slide 25 - Question ouverte

De productiekosten van IJssalon Maxim zijn deze maand €3.780. De kostprijs per product is €0,90. Bereken het aantal ijsjes data Maxim deze maand heeft gemaakt.

Slide 26 - Question ouverte

Productiesectoren 
Bedrijven zijn te verdelen in drie sectoren

1. Agratische bedrijven
2. Industriële bedrijven
3. Dienstverlenende bedrijven

Slide 27 - Diapositive

Agrarische bedrijven
Bedrijven die de natuur gebruiken om iets te maken. 

Slide 28 - Diapositive

Industriële bedrijven
Bedrijven die grondstoffen en materialen gebruiken om iets te maken. Bijvoorbeeld het maken van telefoons, auto's etc. Eigenlijk alles wat gemaakt wordt. 

Slide 29 - Diapositive

Dienstverlenende bedrijven
Deze leveren een dienst, bijvoorbeeld een winkel, zwembad of transportbedrijf. Ze doen iets en maken niet direct iets. 

Slide 30 - Diapositive

Dit bedrijf maakt spijkerbroeken.
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 31 - Quiz

Bij dit bedrijf kun je een vakantie boeken.
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 32 - Quiz

Dit bedrijf verbouwt tarwe op een groot weiland.
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Vidéo

Slide 35 - Vidéo

Slide 36 - Vidéo

Een bedrijf die producten maakt noemen we ook wel....
A
Agrarische bedrijf
B
Industrieeël bedrijf
C
Dienstverlenend bedrijf

Slide 37 - Quiz

agrarisch bedrijf
Industrieeël bedrijf
Deze leveren iets wat je niet aan kunt raken. 
Verbouwen van grondstoffen
Deze maken producten in fabrieken
Dienstverlenend bedrijf

Slide 38 - Question de remorquage

Ilan bv heeft deze week 500 broeken geproduceerd. De kostprijs per broek is €7,80. Bereken de totale productiekosten.

Slide 39 - Question ouverte

De totale productiekosten bedragen €155.000. Er zijn daarvoor 200 scooter gemaakt. Wat is de kostprijs per product?

Slide 40 - Question ouverte

800 boeken. Kostprijs per boek is gemiddeld €3,20.Bereken alle productiekosten.

Slide 41 - Question ouverte