Quiz sparen: eindwaarde en contante waarde

Quiz sparen: eindwaarde en contante waarde
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Quiz sparen: eindwaarde en contante waarde

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een spaardeposito is er sprake van ..(1).. interest en kun je tussentijds ..(2)... boetevrij geld opnemen.

Bij een spaarrekening is er sprake van ..(3).. interest en kun je tussentijds ..(4).. boetevrij geld opnemen.
A
1 = samengestelde, 2 = wel, 3 = enkelvoudige, 4 = niet
B
1 = samengestelde, 2 = niet, 3 = enkelvoudige, 4 = wel
C
1 = enkelvoudige, 2 = wel, 3 = samengestelde, 4 = niet
D
1 = enkelvoudige, 2 = niet, 3 = samengetelde, 4 = wel

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Burak stort € 6.775,- op een spaarrekening. De samengestelde interest bedraagt 0,3% per halfjaar en wordt aan het einde van elk halfjaar bijgeschreven.

Bereken het saldo op de spaarrekening van Burak na 13,5 jaar.

A
€ 6.950,47
B
€ 7.345,72
C
€ 10.097,45
D
€ 15.049,23

Slide 3 - Quiz

E = 6.775 x 1,00327 = € 7.345,72
Nina stort op 1 april 2017 € 1.500 op een spaarrekening. De samengestelde interest bedraagt 0,2% per maand en wordt aan het einde van elke maand bijgeschreven. Op 1 juli 2017 verlaagt de bank de rente naar 0,1% per maand. Op 1 augustus neemt Nina € 300 op van de rekening. Op 31 december 2017 stort zij € 500.

Bereken het saldo op de spaarrekening op 1 juli 2018.

A
€ 1.726,92
B
€ 1.728,44
C
€ 1.730,88
D
€ 1.731,54

Slide 4 - Quiz

E = ((1.500 x 1,002^3 x 1,001 – 300) x 1,001^5 + 500) x 1,001^6= € 1.726,92
Tien jaar geleden heb je een bedrag op jouw spaarrekening gestort. De eerste vier jaar kreeg je 3,5% samengestelde interest per jaar. De laatste zes jaar bedroeg de rente 2,5% per jaar. Vandaag staat er precies € 665,39 op de rekening.

Bereken het bedrag dat je tien jaar geleden hebt gestort.

A
€ 475
B
€ 500
C
€ 525
D
€ 550

Slide 5 - Quiz

C = 665,39 x 1,025-6 x 1,035-4 = € 500

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aandelen

Slide 8 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Obligaties

Slide 10 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

- Je hebt inzicht in je prestatie bij de MP: wat ging goed en wat kan er nog beter?​
- Je checkt of het is gelukt om met zelfstudie de stof van vorige week je eigen te maken.​
- Je kunt de verschillen in risico en rendement tussen aandelen en obligaties uitleggen. ​
- Je kunt de voor- en nadelen van obligaties vergeleken met aandelen voor de belegger noemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions