Passé composé met être & avoir

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2,3

Passé composé

0

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje

Passé composé

Présent

Je fais

Il parle

Il a parlé

Nous avons regardé

J'ai fait

Nous regardons

être

avoir

Je suis

Ils sont

Tu as

Il a 

Il est

Ils ont

Tu es

Nous avons

Vous êtes

Nous sommes

J'ai

Vous avez

Grammaire II p. 24

On fait 16A + 16B ensemble

Passé composé - gebruik

J’ai regardé un film pendant le week-end. 

Ik heb een film gekeken in het weekend.

Kijk naar bovenstaande voorbeeldzin. De passé composé gebruik ik om.... 

• iets over het verleden te vertellen

Passé composé - vorm

De passé composé bestaat, net als de Nederlandse voltooide tijd uit twee delen: 

• het bestaat uit een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. 

Passé composé - hulpww. 

• Wanneer je in het Nederlands het hulpwerkwoord zijn gebruikt (ik ben gegaan), gebruik je in het Frans het hulpwerkwoord être.  
  
• Wanneer je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben gebruikt (ik heb gekeken), gebruik je in het Frans het hulpwerkwoord avoir.  
  

Passé composé - hulpww.

Voor de passé composé gebruik je deze hulpwerkwoorden in de tegenwoordige tijd (le présent). Het is dus belangrijk deze goed uit je hoofd te kennen! 

Zie de volgende dia...

avoir = hebben

j'ai

tu as 

il, elle, on a

ils, elles ont 

être = zijn

je suis

tu es

il, elle, on est

ils, elles sont 

Passé composé - volt. dw. 

In het Frans heb je werkwoorden die eindigen op:

1. -er (zoals regarder = kijken) 

2. –ir (zoals sortir = uitgaan)

3. –re (zoals vendre = verkopen)

Passé composé - volt. dw. 

• Regelmatige werkwoorden op –er: haal -er eraf en voeg é toe (manger: j'ai mangé des moules).
  
• Regelmatige werkwoorden op –ir: haal -ir eraf en voeg je -i toe (partir: il est parti en vacances)
  
• Regelmatige werkwoorden op –re: haal -re eraf en voeg je -u toe  (perdre: elle a perdu son sac) 
  

Passé composé - volt. dw. 

Let op!

Als je de passé composé met être maakt, kan het voltooid deelwoord extra letters krijgen (zoals het adjectif)

M             F      

ev       -              -e                

mv      -s            -es               

              

Zet in de passé composé.
Tu (aller)

1. as allé
2. es allé
3. a allé
4. est allé

Zet in de passé composé
Cet été, je (rester) à la maison.

1. ai resté
2. suis resté(e)
3. avons resté
4. resté

Zet de zin in de passé composé

Le loup tombe dans la soupe.

Zet de zin in de passé composé

Nous arrivons en retard.

Zet de zin in de passé composé

Sylvie sort du gymnase.

Zet de zin in de passé composé
Sylvie et Marie descendent par l'escalier.

Zet de zin in de passé composé

Tu (m) rentres à la maison.

Ik kan de passé composé met être toepassen

😒🙁😐🙂😃