Dag 1

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Dag 1

• aan
  
• aardig(e)
  
• als
  
• bang(e)
  
• de beurt
  
• bij

aan (vz)

• aan <--> uit
• zin: Ik doe het licht aan.
  
  
• aandoen van kleding
• zin: Ik doe een trui aan. 
  
  
• op een plaats
• zin: De klok hangt aan de muur.

1

aardig(e) (bnw)

• vriendelijk, leuk

• zin: Ik heb aardige buren. 

• wel aardig = een beetje leuk
• zin: Hoe vind je die jas? Wel aardig.

2

als

• wanneer

• zin: Als ik op mijn werk kom, drink ik eerst koffie.

• even als ... =  hetzelfde
• zin: Hij is even oud als zijn vriendin. 

3

bang(e) (bnw)

• angstig

• zin: Wat is dat een bange hond.
• zin: Denk je dat we snel een ander huis krijgen? Ik ben bang van niet. 

4

de beurt (znw)

• Wie is er aan de beurt? Wie is eerst?

• zin: Ik ben aan de beurt! 

5

bij (vz/bw)

• naast of dichtbij

• zin: Bij ons huis staat een grote boom.

• op een plaats
• zin: Hij woont bij zijn familie.

6

Wat is de tegenstelling van
'aan'?

1 + 32

1. boven
2. aan
3. in
4. uit

2

Wat is aardig?

Maak een zin met het woord
'aardig'.

2

Maak een zin met het woord
'als'.

3

Ik ben even groot ... mijn dochter.

3

1. maar
2. met
3. als
4. wel

Welk plaatje hoort bij
'bang'?

4

1. 
2. 
3. 
4. 

Maak een zin met het woord
'bang'.

4

Van deze film word ik ..

4

1. vrolijk
2. verdrietig
3. actie
4. bang

Hij mag beginnen met het spel. Daarna is Sara aan de ...

5

1. beginnen
2. tafel
3. beurt
4. einde

Ik steek mijn vinger op en wacht op mijn ...

5

1. beurt
2. chat
3. band
4. aardig

Ik woon ... mijn ouders.

6

1. naast
2. in
3. voor
4. bij

... popcorn wil ik een glas cola.

6

1. Uit
2. Met
3. Bij
4. Van