Herhaling grammatica H4

Herhaling grammatica
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling grammatica

Slide 1 - Diapositive

alles op een rijtje
Zelfstandige naamwoorden waren namen van mensen, dieren, dingen, aardrijkskundige namen en emotie. 

lidwoorden: de, het, een 

werkwoorden: woorden die zeggen wat er gebeurt of wat iemand doet. 

Slide 2 - Diapositive

Andere tijd
Soms staan er meerdere werkwoorden in een zin. 
Dan kun je de persoonsvorm vinden door de zin in een andere tijd te zetten.
Voorbeeld: 
Ik wil bij Janneke logeren.
Ik wilde bij Janneke logeren.
Het werkwoordje wat van tijd verandert, is de pv! 

Slide 3 - Diapositive

Er komen een paar zinnen
Jij moet kiezen of het een zelfstandige naamwoord, lidwoord of een werkwoord is. 

Slide 4 - Diapositive

Kees gaat vrijdag volleyballen.

volleyballen =

A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord

Slide 5 - Quiz

Johan loopt naar de winkel.

de =

A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord

Slide 6 - Quiz

Mijn oma heeft de kachel aangemaakt.

heeft =

A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord

Slide 7 - Quiz

Mo heeft een nieuw trainingspak.

trainingspak

A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord

Slide 8 - Quiz

Noteer het werkwoord uit de zin:
Ik fiets morgen naar de stad.

Slide 9 - Question ouverte

Noteer het werkwoord uit de zin:

Harrie voetbalt als de beste!

Slide 10 - Question ouverte

noteer de zelfstandige naamwoorden uit de zin:
Jopie kookt graag soep.

Slide 11 - Question ouverte

Noteer het lidwoord uit de zin:

Ik maak mijn huiswerk altijd aan de keukentafel.

Slide 12 - Question ouverte

Noteer de werkwoorden uit de zin:

Wij gaan graag een stukje hardlopen.

Slide 13 - Question ouverte

Wij hebben geluk.
wat is de pv?
A
wij
B
hebben
C
geluk

Slide 14 - Quiz

Ik heb een kaartje voor het concert.
pv =

Slide 15 - Question ouverte

Jan maakt het liefst géén huiswerk.
pv =

Slide 16 - Question ouverte

Kevin gaat elke vrijdag voetballen.
pv =

Slide 17 - Question ouverte

Ga jij zaterdag ook boodschappen doen?
pv =

Slide 18 - Question ouverte

Mijn vader houdt van tennissen.
pv =

Slide 19 - Question ouverte

andere vormen
Behalve de pv, zijn er ook andere vormen van het werkwoord.

- het hele werkwoord
- het voltooid deelwoord

Slide 20 - Diapositive

het hele werkwoord
is de vorm van het werkwoord zoals die in het woordenboek staat. 
Een heel werkwoord in de zin kun je niet van tijd veranderen. 
(Want: alleen de persoonsvorm kan veranderen)
bijvoorbeeld:
Wij moeten morgen zwemmen.
pv = moeten, hele werkwoord = zwemmen

Slide 21 - Diapositive

voltooid deelwoord
Dit is de vorm van het werkwoord die bij een persoonsvorm van hebben, worden of zijn in de zin staat.

Ali heeft zijn broer gebeld. 
Piet wordt naar het ziekenhuis gebracht
Janneke is door de dokter onderzocht

Slide 22 - Diapositive

Deze klas kan supergoed werken.
kan =

Slide 23 - Question ouverte

Mijn juf houdt van roze.
houdt =

Slide 24 - Question ouverte

In de bioscoop draait een leuke film.
draait =

Slide 25 - Question ouverte

Hij moet dat wel geloven.
geloven =

Slide 26 - Question ouverte

Deze fiets is kapot.
is =

Slide 27 - Question ouverte

Mijn auto is niet gekeurd.
gekeurd =

Slide 28 - Question ouverte