Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Pak vast:
- een pen
Formuleren les 3
herhaling dubbelop en uitleg over verwijsfouten
Slide 1 - Diapositive
Pleonasme, tautologie en dubbele ontkenning Welke herken je in onderstaande zinnen?
Ik hoef geen taartje, ik vermijd het liever om geen suiker te eten.
De zon schijnt op het bevroren ijs.
Ik heb mijn wanten aan, want het vriest immers.
Ik besef me dat iedereen moe is na de sportdag.
Hij glijdt vast en zeker uit op het gladde fietspad.
Ik krijg nooit geen cadeautjes met kerst.
Slide 2 - Diapositive
Formuleren H2 Verwijswoorden
Slide 3 - Diapositive
Wat gaat er vaak fout?
1. Mannelijk, vrouwelijk, en onzijdig (geslacht)
2. Het woord ‘wat’ of 'dat'?
3. Hen of hun?
4. Wie of waar?
5. Slordig verwijzen
Slide 4 - Diapositive
Deze les:
Fouten met verwijswoorden: 1) mannelijk of vrouwelijk? 2) wat of dat?
bnnvara 03-2021
Slide 5 - Diapositive
Verwijswoorden
Gebruiken we om herhaling te voorkomen, voor variatie en leesbaarheid.
Anne heeft haar haren gekamd.
De jongendie daar loopt is echt heel aardig.
De les aardrijkskunde was heel leuk, want die vond plaats in Geofort.
Slide 6 - Diapositive
Voorbeeldfouten (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig)
Het meisje die daar loopt.
De politie heeft zijn macht getoond.
Dat jongen is mijn neef.
Slide 7 - Diapositive
Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
In veel talen hebben zelfstandig naamwoorden altijd een ‘geslacht’.
Er zijn in het Nederlands drie opties:
1: Mannelijk de-woorden de radio zijn
2: Vrouwelijk de-woorden de leerlinge haar
3: Onzijdig het-woorden het huis zijn
Slide 8 - Diapositive
Hoe weet je dat nou? Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
Slide 9 - Diapositive
Hoe weet je dat nou? Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
Zie reader
Slide 10 - Diapositive
Hoe weet je dat nou? Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
Zie reader
Slide 11 - Diapositive
Voorbeelden
1. PSV heeft zijn supporters na de overwinning bedankt voor de steun. (een club)
2. De politie heeft haar werknemers een opslag gegeven. (-ie)
3. De natuur heeft zo haar grillen. (-uur)
4. De radio was kapot, maar ik heb hem gerepareerd. (de-woord)
Slide 12 - Diapositive
Let op!
Als datgene waar je naar verwijst (het antecedent) uit meerdere woorden bestaat, moet je naar het belangrijkste woord kijken.
De commissie van Leerdam 100 jaar...
Slide 13 - Diapositive
Wat of dat?
Slide 14 - Diapositive
'wat' of 'dat' Wat is goed?
1. Het shirt dat we dragen met de voetbalclub heeft het logo van onze sponsor.
2. Het shirt wat we dragen met de voetbalclub heeft het logo van onze sponsor.
Slide 15 - Diapositive
'wat' of 'dat' Wat is goed?
Onthoud: je verwijst alleen met wat:
Bij de overtreffende trap dat is het allerlekkerstewat ik ooit heb gegeten.
Na een onbepaald voornaamwoord (alleswat ik wil..., iets wat..., niets..., het enige...) Iets wat weinig mensen weten is dat de donder en bliksem tegelijk ontstaan bij onweer.
Als je terugverwijst naar een hele zin De hele klas heeft een voldoende gehaald, wat ik erg knap vind.
Slide 16 - Diapositive
'wat' of 'dat' Wat is goed?
1. Het shirt dat we dragen met de club heeft het logo van onze sponsor.
2. Het shirt wat we dragen met de club heeft het logo van onze sponsor.
Slide 17 - Diapositive
Wat of dat? Schrijf op of de zin goed of fout is. Verbeter de foute zinnen.
We gaan morgen naar de Efteling, wat ik heel erg leuk vind.
Het stemmetje van Peppa Big is het irritantste dat ik ooit heb gehoord.
Ik vind het vervelend dat je je zo ergert.
Er is iets dat ik je nog wilde vertellen.
Het meeste dat ik denk ik onzin.
Slide 18 - Diapositive
Wat of dat? Schrijf op of de zin goed of fout is. Verbeter de foute zinnen.
We gaan morgen naar de Efteling, wat ik heel erg leuk vind.
Het stemmetje van Peppa Big is het irritantste dat ik ooit heb gehoord.