Grammatica 1.1, 1.2 en 1.3
1 / 24
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 2 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Bij interne bedreiging en bij dreiging van buitenaf dient de democratie de eigen rechtsorde te beschermen.
Slide 3 - Carte mentale
ww: dient (pv) te beschermen (inf)
zelfst nw: bedreiging, dreiging, democratie, rechtsorde
bijv nw: interne, eigen
lidwoorden: de, de
De krijgsmacht bestaat uit vrijwillig dienenden en kan mede bestaan uit dienstplichtigen (art. 98 lid 1 Gw).
Slide 4 - Carte mentale
ww: bestaat (pv), kan (pv) bestaan (inf)
zn: krijgsmacht, dienenden, dienstplichtigen
bn: vrijwillig
lidw: de
Slide 5 - Diapositive
en werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt (werken, voelen, horen). Bij sommige werkwoorden is de betekenis niet zo duidelijk (zijn, moeten, worden).
Een werkwoord heeft verschillende vormen:
1 De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die je van tijd kunt veranderen. In elke zin staat een persoonsvorm.
Ben gaat (ging) vrijdag op bezoek bij zijn stagebedrijf.
Waarom konden (kunnen) jullie niet afspreken?
Naast de persoonsvorm kunnen in de zin ook andere werkwoorden staan:
2 De infinitief is het hele werkwoord.
Rachelle wil vanavond sporten.
3 Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets eerder is gebeurd. De persoonsvorm is in deze zinnen vaak een vorm van het werkwoord hebben, zijn of worden.
Heeft Kay een taxi gebeld?
Yara en Tom zijn ook uitgenodigd voor het feest.
Het bedrag wordt zo snel mogelijk naar je rekening overgemaakt.
Slide 6 - Diapositive
Zelfstandige naamwoorden (zn) zijn bijvoorbeeld: tafel, gesprek, feest, student, bus, liefde.
Zo herken je een zelfstandig naamwoord:
Voor de meeste zelfstandige naamwoorden kun je de, het of een zetten: de student, het feest, een gesprek.
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord: een saai boek, de heerlijke lunch.
Een bijvoeglijk naamwoord kan ook achter een zelfstandig naamwoord staan: De praktijklessen zijn interessant.
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (stof. bn) zegt van welk materiaal iets is gemaakt: een zilveren ring, een canvas tas.
Je kunt ze meestal in het meervoud zetten: een gesprek → twee gesprekken.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: de tafel → het tafeltje.
Let op: een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Boris, Madrid, Rijn, Kenia, IJsselstraat. Deze zelfstandige naamwoorden zijn lastig te herkennen, want er past geen de, het of een voor en je kunt ze niet in het meervoud zetten of er een verkleinwoord van maken.
Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het en een. Ze staan voor een zelfstandig naamwoord, maar er kunnen andere woorden tussen staan: de stage, het verslag, een lastige klus.
Slide 7 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
WAAR ZIT DE FOUT?
Nederland is een parlementerre democratie.
Nederland is een parlementerre democratie.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm
Slide 8 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Bij interne bedreiging en bij dreiging van buitenaf diend de democratie de eigen rechtsorde te beschermen.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm
Slide 9 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
De kreigsmacht heeft daarbij, naast andere overheidsorganisaties, een wezenlijke rol.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm
Slide 10 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Dat geld niet alleen voor Nederland, maar voor heel het Koninkrijk.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm
Slide 11 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Lid-
woord
woord
Zelfst. nw.
Werk-
woord
woord
Bijv. nw.
Stof. bijv.
nw.
nw.
De
smartphone
heeft
een
stalen
behuizing.
Slide 12 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
Lid-
woord
woord
Zelfst. nw.
Werk-
woord
woord
Bijv. nw.
Stof. bijv.
nw.
nw.
Caro
heeft
de
grootste
prijs
gewonnen.
Slide 13 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
Lid-
woord
woord
Zelfst. nw.
Werk-
woord
woord
Bijv. nw.
Stof. bijv.
nw.
nw.
Het
ruime
groenteassortiment
is
biologisch.
Slide 14 - Question de remorquage
- Werkwoorden:
- persoonsvorm
- infinitief (hele werkwoord)
- voltooid deelwoord
- infinitief (hele werkwoord)
- voltooid deelwoord
- Zelfst. nw.
- Lidwoorden (de, het, een)
- (Stoffelijk) bijvoeglijk nw
Slide 15 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 16 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat zijn de persoonlijke vnw?
"Met deze klus zijn we
bijna klaar, dus misschien kun jij hem
alvast op de factuur zetten?"
"Met deze klus zijn we
bijna klaar, dus misschien kun jij hem
alvast op de factuur zetten?"
Slide 17 - Carte mentale
We, jij, hem
Slide 18 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is het bezittelijke vnw?
"Bij dezen willen we jullie bedanken voor jullie bruikbare feedback op de website."
"Bij dezen willen we jullie bedanken voor jullie bruikbare feedback op de website."
Slide 19 - Carte mentale
2e jullie
Slide 20 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is het aanwijzend vnw?
"Gisterenmiddag zond dat tv-programma een interessant interview
met Frank de Boer uit."
"Gisterenmiddag zond dat tv-programma een interessant interview
met Frank de Boer uit."
Slide 21 - Carte mentale
dat
Slide 22 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 23 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 24 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
