Hoofdstuk 6

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 1

H6

Klimaat en natuurlandschap in Europa

wat heb je toe nu toe geleerd over dit hoofdstuk?

paragraaf 1

De invloed van de golfstroom

Beschrijf het temperatuurverschil tussen oost en west Europa

1. In het oosten is de temperatuur extremer
2. In het oosten is de temperatuur milder
3. In het westen is de temperatuur extremer
4. In het oosten is het droger

In de zomer zorgt een aanlandige wind voor

1. koelte
2. warmte

In de winter zorgt een aflandige wind voor

1. warmte
2. kou

De oorzaak van gematigde temperaturen bij zee is

1. water warmt sneller op en koelt sneller af
2. water warmt langzamer op maar koelt sneller af
3. water warmt sneller op maar koelt langzamer af
4. water warmt langzamer op en koelt langzamer af

Wanneer aan de kust een aflandige wind waait

1. worden de zomers kouder en de winter warmer
2. worden de zomers en de winter kouder
3. worden de zomers warmer en de winters kouder
4. worden de zomers en de winter warmer

paragraaf 2

Relief en klimaat

Welke reliëf vormen heeft Nederland?

1. heuvelland en laagland
2. middelgebergte, heuvelland en laagland
3. alleen laagland
4. heuvelland en middelgebergte

De belangrijkste oorzaak van de overvloedige neerslag langs de west kust van Noorwegen heeft te maken met

1. de harde zeewind
2. de ligging op hoge breedte
3. de ligging van gebergten
4. de lange winters

Regens die vallen in gebergten noemen we

1. stijgingsregens
2. stuwingsregens
3. frontale regens

De westkant van Noorwegen ligt aan de

1. lijzijde van het gebergte
2. loefzijde van het gebergte
3. de stuwingskant van het gebergte
4. de dalingskant van het gebergte

In scandinavië regent het het meest in

1. het oosten
2. het noorden
3. het zuiden
4. het westen

Paragraaf 3

Europa: klimaten en begroeiing

Bij de lijzijde

1. Regend het
2. Is het droog

Nederland heeft een

1. zeeklimaat
2. landklimaat
3. middellands zeeklimaar
4. loofbomenklimaat

Een zee klimaat heeft

1. het hele jaarslag en warme zomers en kouder winters
2. het hele jaar neerslag en koele zomers en milde winters
3. een droge tijd in de zomer en een hoge temperatuur

Een belangrijk kenmerk van een landklimaat is

1. winters kouder van -3C
2. winters kouder dan -10C
3. zomers kouder dan 10C
4. Zomers kouder dan 15C

Een middellands zeeklimaat word gekenmerkt door

1. warme en natte zomers en milde winters
2. warme en droge zomers en koude winters
3. koele en droge zomers en milde winters
4. warme en droge zomers en milde winters

In Europa komen onder meer de volgende klimaten voor

1. zeeklimaat, landklimaat, tropisch klimaat,
2. zeeklimaat, landklimaat, toendra klimaat, droog klimaat
3. zeeklimaat, landklimaat, tropisch klimaat, poolklimaat

De klimaatgrafiek hoort bij

1. landklimaat
2. zeeklimaat
3. middellands zeeklimaat
4. toendraklimaat

De klimaatgrafiek hoort bij

1. landklimaat
2. zeeklimaat
3. middellands zeeklimaat
4. toendraklimaat

De klimaatgrafiek hoort bij

1. landklimaat
2. zeeklimaat
3. middellands zeeklimaat
4. toendraklimaat

Middelands zeeklimaat

zeeklimaat

Toendra

Landklimaat 

Tussen welke twee landschapszones komt de boomgrens voor

1. tussen toendra en taiga
2. tussen toendra en loofbomen
3. tussen loofbomen en taiga

In welke landschapszone komt permafrost voor

1. taiga
2. toendra
3. loofbomen

Paragraaf 4

klimaatverandering

klimaatverandering is het weer gemeten over een periode van....

1. 10 jaar
2. 25 jaar
3. 30 jaar
4. 60 jaar

hoe noem je een verzamelplek van sneeuw, hoog in een berg?

1. Firn
2. Firnbekken
3. gletsjer
4. ijstong

Zonnestralen worden verwarmt door aardoppervlak

Broeikasgassen in de dampkring

Weerkaatsing van zonnestralen

De aarde geeft warmte af aan de atmosfeer

Vastgehouden warmte

effect in koude gebieden

effect in warme gebieden

meer planten

minder planten

minder water

meer water

meer landbouwgrond

minder landbouwgrond