Spellen samenstelling

Week 11 - les 3
Meneer Meekma
Nederlands
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Week 11 - les 3
Meneer Meekma
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
Wat hebben we vorige week gedaan?

Slide 2 - Diapositive

Over het huiswerk:
  • het is de bedoeling dat iedereen de opdracht maakt;
  • er waren 14 leerlingen die het hadden gemaakt.

Degenen die het niet gemaakt hebben: hv in Magister

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

=
fiets + tas = fietstas

Slide 6 - Diapositive

Hoe noem je een woord als
fietstas?

Slide 7 - Question ouverte

Sommige woorden kun je gewoon aan elkaar plakken als je een nieuw woord wilt vormen. Dit heet een samenstelling.

Over spelling van samenstellingen gaat het volgende filmpje.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Diapositive

Samenstellingen

meisje + fiets

Slide 11 - Question ouverte

Maak een samenstelling van de woorden:
elektriciteit + centrale

Slide 12 - Question ouverte

Samenstellingen
korting + sticker = ...

Slide 13 - Question ouverte

Maak een samenstelling van de woorden:
belasting + dienst

Slide 14 - Question ouverte

Bedenk zelf 3 samenstellingen met een tussen -s.

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Diapositive

Samenstellingen
groente+soep =

Slide 18 - Question ouverte

samenstellingen
aap + trots

Slide 19 - Question ouverte

Samenstellingen
leraar + opleiding

Slide 20 - Question ouverte

Bedenk 3 samenstellingen met tussen -en.

Slide 21 - Question ouverte

Bij tijd over:
maken opdracht volgende scherm.

Benodigdheden: pen en papier

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Een check of je inderdaad samenstellingen goed kan schrijven.
  • Je krijgt hiervoor 5 opgaven.
  • Eén minuut per vraag.
  • Nodig: je telefoon

Slide 24 - Diapositive

Opgave 1, hoe schrijf je :
Ik eet graag pannekoeken/pannekoeken. Leg uit.

Slide 25 - Question ouverte

Opgave 2, hoe schrijf je:
Ajax speelde berengoed/beregoed.
Leg uit waarom.

Slide 26 - Question ouverte

Opgave 3, hoe schrijf je:
Amsterdam heeft een hoog geboortencijfer/geboortecijfer. Leg uit. waarom

Slide 27 - Question ouverte

Opgave 4, hoe schrijf je:
personeel+ chef. Leg uit waarom.

Slide 28 - Question ouverte

Opgave 5, hoe schrijf je:
keuze + pakket. Leg uit waarom.

Slide 29 - Question ouverte