Herhaling redekundig ontleden

Deze les
oefenen grammatica - ontleden

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Deze les
oefenen grammatica - ontleden

Slide 1 - Diapositive

Wat voor soort woord is de persoonsvorm?
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
onderwerp

Slide 2 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de werkwoordelijke rest in de volgende zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.

Slide 6 - Question ouverte

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 7 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
In de nieuwsbrief vind je veel tips.

Slide 8 - Question ouverte

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
In de nieuwsbrief vind je veel tips
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Vorige week is hij meegenomen door de politie.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de werkwoordelijke rest in de volgende zin?
Vorige week is hij meegenomen door de politie.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
Vorige week is hij meegenomen door de politie.

Slide 12 - Question ouverte

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
vorige week is hij meegenomen door de politie.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 13 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De leerlingen zitten constant te kletsen

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de werkwoordelijke rest (eigenlijk noemen we dat hier gemengde rest) in de volgende zin?
De leerlingen zitten constant te kletsen

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
De leerlingen zitten constant te kletsen

Slide 16 - Question ouverte

Hoe noemen we het zinsdeel: FLUISTERDE?
Het meisje fluisterde een geheim in zijn oor.
A
persoonsvorm
B
ww. rest
C
ww. gezegde
D
onderwerp

Slide 17 - Quiz

Hoe noemen we het zinsdeel: EEN GEHEIM?
Het meisje fluisterde een geheim in zijn oor.
A
persoonsvorm
B
lijdend voorwerp
C
overig zinsdeel
D
onderwerp

Slide 18 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
Het meisje fluisterde een geheim in zijn oor.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 19 - Quiz

Hoe noemen we het zinsdeel: MAAKT OP?
De schoonmaakster maakt het bed op?
A
lijdend voorwerp
B
overig zinsdeel
C
ww.rest
D
ww.gezegde

Slide 20 - Quiz

Hoe noemen we het zinsdeel: JE?
Heb je de telefoon opgepakt?
A
persoonsvorm
B
lijdend voorwerp
C
overig zinsdeel
D
onderwerp

Slide 21 - Quiz

Hoe noemen we het zinsdeel: OPGEPAKT?
Heb je de telefoon opgepakt?
A
persoonsvorm
B
overig zinsdeel
C
ww.rest
D
ww.gezegde

Slide 22 - Quiz

Hoe noemen we het zinsdeel: MAAKT OP?
De schoonmaakster maakt het bed op?
A
lijdend voorwerp
B
overig zinsdeel
C
ww.rest
D
ww.gezegde

Slide 23 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
Harry zoekt zijn lieve oma wekelijks op.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 24 - Quiz

Zinsdelen
Lees de zinnen die boven aan de dia's staan. Links staan de zinsdelen uit de zin. Rechts staan de mogelijke functies die die zinsdelen kunnen hebben. Sleep de (blauwe) zinsdelen naar de (rode) functies.

Let op! er kunnen meerdere zinsdelen bij één functie horen en er kunnen meerdere functies bij één zinsdeel horen

Slide 25 - Diapositive

Vinz heeft vorige week zijn zwemdiploma gehaald?
lijdend voorwerp
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
persoonsvorm
overig zinsdeel
werkwoordelijke rest
Vinz
heeft gehaald
vorige week
heeft
zijn zwemdiploma
gehaald

Slide 26 - Question de remorquage

Morgen gaat Linda met de trein naar Amsterdam.
lijdend voorwerp
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
persoonsvorm
overig zinsdeel
werkwoordelijke rest
Linda
Morgen
gaat
met de trein
naar Amsterdam

Slide 27 - Question de remorquage

Job geeft aan zijn moeder een bos bloemen?
lijdend voorwerp
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
persoonsvorm
overig zinsdeel
werkwoordelijke rest
Job
geeft
aan zijn moeder
een bos bloemen

Slide 28 - Question de remorquage

Stefan is dat document aan het downloaden?
lijdend voorwerp
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
persoonsvorm
overig zinsdeel
werkwoordelijke rest (eigenlijk gemengde rest)
dat document
Stefan
is
aan het downloaden
is aan het downloaden

Slide 29 - Question de remorquage

Oefenen
Bordfolio: 6 Grammatica
Oefen met Kern Nederlands vanaf bladzijde 26.

Slide 30 - Diapositive