par. 3 en 4 Hoofdgedachte/ tekstdoelen en tekstsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 1-4

 hoofdgedachte

- Stil lezen (leg je boek en schrift vast op de hoek van de tafel)

- Huiswerkcontrole

- Uitleg 

- Aan de slag maken blz. 22 t/m 25 opdr. 3, 4, 5, 6

- Klaar? Nakijken en verder in het oefenboekje

Aan het eind van de les

• Kun je het onderwerp en hoofdgedachte van een tekst benoemen

Zo vind je de hoofdgedachte

1. Bepaal het onderwerp van de tekst: waar gaat de tekst over?
2. Lees de tekst precies.
   
3. Kijk aan het begin en het eind van de tekst of de hoofdgedachte daar al staat.
   
4. Geef in één zin antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?

Waar vind je de hoofdgedachte vaak?

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Wat is de hoofdgedachte?

Aan de slag

Maak opdracht 1 t/m 7 (blz. 21 t/m25) in je schrift.

Opdracht 1 en 2 zijn huiswerk

Klaar? Nakijken en verder in het oefenboekje

 

Les tekstdoelen/tekstsoorten

1. Stil lezen - huiswerkcheck tijdens stil lezen (opdr. 3 t/m 6 af blz. 22 - 25)
   
2. - Terugblik vorige les + uitleg tekstdoelen/tekstsoorten
3. - Aan de slag blz. 26 t/m 28 opdr. 1, 2, 3 en 6

Leg je laptop en Flexboek vast op de hoek van de tafel

Wat is het doel van dit bord?

1. overhalen
2. amuseren
3. informeren
4. instrueren

Wat wil de spreker bereiken met dit stukje?

1. overhalen
2. amuseren
3. informeren
4. instrueren

Noem de vijf tekstdoelen.

Wat is geen tekstdoel?

1. overhalen
2. informeren
3. amuseren
4. reageren

Wat is het doel van dit gedicht?

1. Informeren
2. Overhalen/activeren
3. Amuseren
4. Instrueren

Wat is het doel van dit recept?

1. Informeren
2. Overhalen/activeren
3. Amuseren
4. Instrueren

Wat is het doel van dit aanplakbiljet?

1. Informeren
2. Overhalen/activeren
3. Amuseren
4. Instrueren

Wat is het doel van deze krantenartikelen?

1. Informeren
2. Overhalen/activeren
3. Instrueren
4. Overtuigen

Wat is het belangrijkste doel van dit artikel?

1. Informeren
2. Instrueren
3. Overtuigen
4. Amuseren

Aan de slag

- Aan de slag blz. 26 t/m 28 opdr. 1, 2, 3 en 6

- Klaar? Nakijken en verder in het oefenboekje. Heb je geen oefenboekje bij je, dan ga je stil lezen.

Eerste 5 minuten helemaal stil!

Hoe ging de les?

- Wat heb je geleerd?

- Wat ging goed?

- Hoe ging het zelfstandig werken?

Wat heb je deze les geleerd?

Huiswerk

Blz. 26 t/m 28 opdracht 1,2,3 en 6