Havo 3 Kapitel 1 paragraaf 2 getallen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Weet je het nog?

Schrijf de volgende getallen op in het Duits.

twee

7

3

9

10

1

23 (uitschrijven in het Duits)

1. drei und zwanzig
2. drei und twanzig
3. dreiundzwanzig
4. dreiundtwanzig

(uitschrijven in het Duits)
antwoord op: 23-8=

1. sechszehn
2. fünfzehn
3. sechzehn
4. fümfzehn

(schrijf voluit deze twee getallen in het Duits) 30 50

1. dreißig fünfzig
2. dreißig funfzig
3. dreizig funfzig
4. dreizig fünfzig

Welke is fout geschreven?
eins (A) - zhen - (B) zwölf - (C)
dreizehn (D)

1. eins
2. zhen
3. zwölf
4. dreizehn

Hoeveel kinderen zie je hier?
(Duits)

1. dreizehn
2. zwölf
3. elf
4. zehn

Rangtelwoorden

1e t/m 19e: voorbeelden met de datum: 

der erste Mai / am 1. Mai [=voluit: am ersten Mai]

der zweite Mai / am 2. Mai [=voluit: am zweiten Mai]

der dritte Mai / am 3. Mai [=voluit: am dritten Mai]

der vierte Mai / am 4. Mai [=voluit: am vierten Mai]

der fünfte Mai / am 5. Mai [=voluit: am fünften Mai]

der sechste Mai/ am 6. Mai [=voluit: am sechsten Mai]

der siebte Mai / am 7. Mai [=voluit: am siebten Mai]

der achte Mai / am 8. Mai [=voluit: am achten Mai]

der neunte Mai / am 9. Mai [=voluit: am neunten Mai]

der zehnte Mai / am 10. Mai [=voluit: am zehnten Mai]

Rangtelwoorden (2)

vanaf 20 zet je overal ste erachter:

der zwanzigste Mai / am 20. Mai [=voluit: am zwanzigsten Mai]

der einundzwanzigste Mai / am 21. Mai [=voluit: am eindundzwanzigsten Mai]

der zweiundzwanzigste Mai / am 22. Mai [=voluit: am zweiundzwanzigsten Mai]

Dus. Bij de rangtelwoorden 1 t/m 19 krijg je achter het getal?

en bij rangtelwoorden vanaf 20 krijg je achter het getal?

even checken

Maak een rangtelwoord:
2

Maak een rangtelwoord:
9

Maak een rangtelwoord:
29

Maak een rangtelwoord:
400

Maak een rangtelwoord:
3

vertaal: op 15 november

1. um 15. November
2. im 15. November
3. den 15. November
4. am 15. November

vertaal: in juli

1. im Juli
2. dem Juli
3. am Juli
4. in Juli

rangtelwoord

2 t/m 19 = getal + te

zwei + te = zweite

vanaf 20 = getal + ste

zwanzig + ste = zwanzigste

uitzonderingen!

eins = erste

drei = dritte

sieben = siebte

acht = achte

EIN OF EINS?

één: ein of eins?

als je telt of een getal noemt

eins, zwei, drei enz.

bij kloktijden

Het is kwart over een.

– Es ist Viertel nach eins.

als het een bijvoeglijk naamwoord is

Ik wil maar één ijsje hoor.