Hfd 1 Prehistorie vragen en oefenen

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

De prehistorie

De prehistorie is een

1. tijdvak
2. periode
3. kenmerkend aspect

A

B

C

D

E

F

G

In Egypte wordt het hiërogliefenschrift uitgevonden

De homo habilis maakt gebruik van gereedschap

Er ontstaan steden in Mesopotamië

Australopithecinen leven in Afrika

De Prehistorie eindigt in Nederland

In het Midden-Oosten gaan mensen aan landbouw doen

Alle groepen leven van jagen en  verzamelen

Wat is geen KA bij tijdvak 1?

1. de levenswijze van jagers-verzamelaars
2. het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
3. het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
4. de ontwikkeling van Egypte tot staat

Hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien en hun inkomsten delen

1. economie
2. sociale omstandigheden
3. politiek
4. andere uiting van cultuur

Hoe mensen de macht onder elkaar verdelen

1. economie
2. sociale omstandigheden
3. politiek
4. andere uitingen van cultuur

Tussen de Eufraat en de Tigris ligt

Het geloof in meerdere goden, zoals de Egyptenaren dat hadden, noemen we het

Welke periode volgt op de prehistorie?

3. De Grieks-Romeinse wereld

Tijdvak 2

Kenmerkende aspecten:

4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat

5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur

6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde

7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa

8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten

Welk KA hoort bij deze afbeelding?
Kenmerkende aspecten:
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa

1. 4
2. 5
3. 6
4. 7

Welk KA hoort bij deze afbeelding?
Kenmerkende aspecten:
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa

1. 5
2. 6
3. 7
4. 8

Welk KA hoort bij deze afbeelding?
Kenmerkende aspecten:
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa

1. 5
2. 6
3. 7
4. 8

3.1 Het ontstaan van de polis, Athene als voorbeeld

Als gevolg van natuurlijke omstandigheden

ontstaan in Griekenland vanaf 800 v.C.

ongeveer 200 aparte staatjes; poleis

Onderdeel van elke polis:

- acropolis

- agora

Verschillende bestuursvormen:

- autocratie

- oligarchie

- democratie

Alleenheerser aan de macht

1. oligarchie
2. autocratie
3. democratie
4. autonomie

Kleine groep aanzienlijken aan de macht

1. autocratie
2. oligarchie
3. aristocratie
4. democratie