Klas 1 Schrijven les 1 en 2

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Waar denk je aan
bij "schrijven"?

Slide 2 - Carte mentale

Heb je zelf wel eens
iets geschreven?

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Maak een lange zin van deze 2 zinnen:
- ik ga niet mee naar de bioscoop
- mijn zakgeld is op

Slide 7 - Question ouverte

Kun je dit ook met het woord OMDAT?
- ik ga niet mee naar de bioscoop
- mijn zakgeld is op

Slide 8 - Question ouverte

Welke zin is goed?
A
Mijn rugtas met boeken is nat, want het al de hele dag regent.
B
Mijn rugtas met boeken is nat, omdat het regent al de hele dag.
C
Mijn rugtas met boeken is nat, want het regent al de hele dag.
D
Mijn rugtas met boeken is nat, omdat het al de hele dag regent.

Slide 9 - Quiz

Welk voegwoord moet je hier invullen?
Ik moet eigenlijk naar school,
.................. ik heb geen zin.
A
want
B
omdat
C
maar

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Maak nu zelf een goede zin met een verbindingswoord en de komma op de juiste plek. Denk ook aan de hoofdletters!

Slide 13 - Question ouverte

Aan het werk...
Dagdoelen:
- ik kan lange zinnen maken
- ik weet welke verbindingswoorden ik kan gebruiken
- ik weet waar ik de komma in een lange zin moet zetten

Maak nu opdracht 2 en 3!



Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Het meisje die in de supermarkt
werkt, is gisteren gepromoveerd
tot kassamedewerkster.

Slide 18 - Carte mentale

Hem werd een contract aangeboden
die nogal wat onduidelijkheden
bevatte.

Slide 19 - Carte mentale

De Nederlandse scholierenbevolking
heeft zijn stem laten horen.

Slide 20 - Carte mentale

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Maak 2 rijen in je schrift.
Zet boven de ene rij HET en de andere DE
 
         
Zet de volgende woorden in de goede rij:

toernooi, wedstrijd, vakantie, ontbijt, huiswerk, vergadering, schilderij, computer, computerprogramma, politiek, project, agenda

Slide 25 - Diapositive

HET

toernooi 
ontbijt
huiswerk 
schilderij
computerprogramma
project
DE

wedstrijd
vakantie
vergadering
computer
politiek
agenda

Slide 26 - Diapositive

Vul in:

Het meisje ...... haar huiswerk niet af heeft.
A
die
B
dat

Slide 27 - Quiz

Vul in:
De jongen .... een nieuwe fiets heeft gekregen.
A
dat
B
die

Slide 28 - Quiz

Het boek .... ik al 3 x gelezen heb.
A
die
B
dat

Slide 29 - Quiz

De kinderen .... te laat in de les waren.
A
die
B
dat

Slide 30 - Quiz

Huiswerk
(in je schrift)
2 en 3: zet de woorden in
               kolommen  
4: kies de juiste mogelijkheid
     (de of het)
5: Vul in de tekst "Agent mag hanekam hebben" steeds het  juiste lidwoord in.

Slide 31 - Diapositive