rekenen contextsommen t/m 20
1 / 19
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
2 + ... = 10
A
10
B
6
C
7
D
8
Slide 3 - Quiz
1 + ...... = 10
A
8
B
9
C
10
D
7
Slide 4 - Quiz
0 + ... = 10
A
11
B
8
C
10
D
0
Slide 5 - Quiz
Er staan 6 boeken in de kast. Er komen hier 3 boeken bij. Hoeveel boeken staan er in de kast?
A
1
B
3
C
12
D
9
Slide 6 - Quiz
Noud heeft een vissenkom met 3 visjes. Voor zijn verjaardag krijgt hij er 7 bij. Hoeveel heeft hij nu?
A
10
B
7
C
13
D
6
Slide 7 - Quiz
Pim heeft 5 lammetjes. 2 lopen buiten het hok. Hoeveel zitten er in het hok?
A
5
B
15
C
3
D
7
Slide 8 - Quiz
10 katten er gaan er 7 weg
hoeveel katten?
hoeveel katten?
Slide 9 - Question ouverte
4 + 10=
A
10
B
6
C
14
D
8
Slide 10 - Quiz
1 + 10=
A
8
B
9
C
11
D
7
Slide 11 - Quiz
1 + 19=
A
20
B
18
C
19
D
0
Slide 12 - Quiz
De postbode bezorgt kaarten. Hij is bij nummer 16, daarna komt 17 en dan...
A
19
B
18
C
17
D
20
Slide 13 - Quiz
Op de tafel staan 10 glazen. Er staan nog 6 glazen in de kast. Hoeveel glazen zijn er?
A
6
B
12
C
10
D
16
Slide 14 - Quiz
Mees heeft 5 euro. Van oma krijgt hij 4 euro. Hoeveel geld heeft hij?
A
9
B
4
C
5
D
11
Slide 15 - Quiz
Farid heeft 12 euro in zijn spaarpot zitten. Hij krijgt van zijn moeder 2 euro. Farid stopt het geld in zijn spaarpot.
Hoeveel geld heeft Farid nu?
Hoeveel geld heeft Farid nu?
A
14 euro
B
10 euro
C
15 euro
D
16 euro
Slide 16 - Quiz
Frans bouwt een toren met 6 blokken en een met 5. Hoeveel blokken heeft hij?
Slide 17 - Question ouverte
De juf had nog 5 stickers en gaf er 3 weg. Hoeveel heeft ze er nog over?
