Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
de trappen van vergelijking: lieb
A
lieb - lieber - liebsten
B
lieb - lieber - am liebsten
C
lieb - lieber - liebest
Slide 7 - Quiz
de trappen van vergelijking: lieb
A
lieb - lieber - liebsten
B
lieb - lieber - am liebsten
C
lieb - lieber - liebest
Slide 8 - Quiz
trappen van vergelijking: weit
A
weit - weiter - weitesten
B
weit - weiter - weitsten
C
weit - weiter - am weitesten
Slide 9 - Quiz
maak de trappen van vergelijking van: klein
Slide 10 - Question ouverte
maak de trappen van vergelijking van: viel
Slide 11 - Question ouverte
maak de trappen van vergelijking van: groß
Slide 12 - Question ouverte
maak de trappen van vergelijking van: alt
Slide 13 - Question ouverte
maak de trappen van vergelijking van: interessant
Slide 14 - Question ouverte
maak de trappen van vergelijking van: viel
Slide 15 - Question ouverte
1. Martin isst _____ als ich. ( schnell )
Slide 16 - Question ouverte
Bijvoeglijke naamwoorden kunnen als
zelfstandig naamwoord gebruikt worden.
Slide 17 - Diapositive
Substantiviertes Adjektiv
Substantiviertes Adjektiv betekent dat een bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt. Je haalt het zelfstandignaamwoord weg en plaatst een hoofdletter.
Voorbeeld:
- de gelukkige man = der glückliche Mann
- de gelukkige = der/die Glückliche
- de zieke vrouw = die kranke Frau
- de zieke = der/die Kranke
Slide 18 - Diapositive
De zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
(de zieke, de bekende, de werkloze)
worden als bijvoeglijke naamwoorden verbogen.
Ze worden wel met een hoofdletter geschreven.
Slide 19 - Diapositive
Drie factorenbepalen de vorm
van het zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord:
1. Het geslacht : der Alte (m), die Alte (v), die Alten (mv)
2. De groep : der Alte ( Der-groep), ein Alter (Ein-groep), Alter (0 )
3. De naamval: der Alte, des Alten, mit dem Alten, für den Alten
Slide 20 - Diapositive
Wanner de zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden niet op personen slaan zijn ze altijd onzijdig en staan in het enkelvoud.
Denk aan: Im Westen nichts Neues.
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Wo hast du unseren Bekannt---- gesehen?
A
e
B
er
C
es
D
en
Slide 23 - Quiz
Der Betrunken_____ fährt nicht mit dem Auto.
A
e
B
er
C
es
D
en
Slide 24 - Quiz
Die Reisend____ im Bus waren meist Jugendliche.
A
e
B
er
C
es
D
en
Slide 25 - Quiz
Die Koffer meiner ... (v) sind vor einer Stunde gestohlen worden.
A
Verlobter
B
Verlobte
C
Verlobten
Slide 26 - Quiz
Mein Freund hat eine ... (v) geheiratet.
A
Deutsche
B
Deutschen
C
Deutscher
Slide 27 - Quiz
Der Zustand der ... (mv) war ziemlich gut.
A
Verunglücktem
B
Verunglückten
C
Verunglückter
D
Verunglückte
Slide 28 - Quiz
Ein ... (m) besuchte die Patienten im Krankenhaus.