1E wo 30 maart 3.7 deel II

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

GOEDEMIDDAG

Boek, schrift, pen op tafel

START MET LEZEN IN JE BOEK

Belangrijk! Toets: donderdag 7 april

Het gaat over:

H. 3.5: woorden (afgerond, maar blijf oefenen!)

H. 3.7: grammatica (werken we deze week aan)

H. 3.8: spelling (maandag en dinsdag vlgd week)

Komende lessen zijn dus erg belangrijk. Maak je opdrachten met aandacht, dan kan je een goed cijfer halen!

Wat gaan we doen

1. 10 minuten lezen

2. Woorden oefening 

3. Huiswerk nakijken en uitleg 3.7

4. Zelfstandig werken

5. Lesafsluiting

10 minuten lezen

Schrijf je naam op het lege schrift dat je bij je hebt en leg het klaar. Ik kom het ophalen. 

Voor nu: lees stil en met aandacht, tenminste 5 pagina's. Laat anderen rustig lezen.

Gebruik je woordenlijst bij 3.5. Vul de ontbrekende woorden in

Gebruik je woordenlijst bij 3.5. Vul de ontbrekende woorden in

Lesdoelen

1. Na deze les kan je benoemen hoe je het wg vindt

2. Na deze les kan je benoemen hoe je het onderwerp en het lijdend voorwerp vindt.

Huiswerk nakijken

Ik zet de antwoorden van 1 t/m 9 op het bord. 

Kijk jezelf na. 

Als je iets niet snapt, steek je vinger op. 

WG, ONDERWERP en LIJDEND VOORWERP

Ik geef hem een boek. 

Een persoonsvorm (+ ander werkwoord = wg) geven aan wat er gebeurt - geven

Een onderwerp geeft aan wie of wat zorgt dat er iets gebeurt - Ik

Een lijdend voorwerp geeft aan met welk voorwerp of waarmee iets gebeurt - een boek

Schrijf in je schrift

1. Ik geef hem een boek voor zijn verjaardag. 

2. Ik moet niet vergeten hem een boek voor zijn verjaardag te geven.

Verdeel de zinnen in zinsdelen

Schrijf boven de juiste zinsdelen het wg, o, lv.

Belangrijk woord:

Wat is de infinitief?

Ik heb mijn zusje aan het huilen gemaakt

PV?

Infinitief?

Voltooid deelwoord?

Aan de slag

Maak van paragraaf 3.7 opdracht 1 t/m 20

Laat me zien dat je al deze opdrachten af kan krijgen!!

Werk door, focus op je eigen werk. 

10 minuten zelf werken

5 minuten samen met je buurman/vrouw. 

Evaluatie

• Wat is het wg? Hoe vind je die?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?