Dag 10

• NT2
• Basisschool
• Groep 1

Thema 3

Wonen

ver

• op een grote afstand
• afstand in km-m-cm-mm
• ver < -- > dichtbij 
• zin: Mijn familie woont ver weg.
• zin: De afstand van de school naar het zwembad is 10 km, dat is ver.

58

verhuizen

• in een ander huis gaan wonen
• werkwoord:                                             ik verhuis-wij verhuizen
• zin: Volgende week ga ik naar Amsterdam verhuizen.
• zin: Het meisje verhuist vaak.                            

59

de wc

• het toilet
• meervoud: de wc's
• zin: Mevrouw? Mag ik naar de wc alstublieft?
• zin: Het wc papier in de jongens wc is op!

60

de woonkamer

• ruimte van het huis die alle    bewoners gebruiken 
• kamer met een bank,  tv,         eettafel met stoelen
• meervoud: de woonkamers
• zin: Wij kijken televisie         in de woonkamer. 

62

zoiets

• voorbeeld
• aanwijzen
• bedoel je dit of deze?
• zin: Ik wil een nieuwe jas, ik dacht aan zoiets  
•        <------- ????

63

Dag 7

56

Welk land is heel ver weg?

A - Parijs is ver.
B - De wc is ver.
C - Ik ben ver met mijn huiswerk.
D - Hoe ver is mijn huis?

56

1. A - Goed B - Goed C - Goed D - Goed
2. A - Goed B - Fout C - Fout D - Goed
3. A - Goed B - Fout C - Goed D - Goed
4. A - Fout B - Goed C - Goed D - Goed

Maak een zin.
Werkwoord: verhuizen

57

57

Naar welke stad wil jij graag verhuizen?

Wat kan je doen in de wc?

58

1. zitten
2. slapen
3. schoonmaken
4. wachten

A - Ik ga naar de woonkamer om eten te kopen.
B - Ik ga naar de winkel om te liggen.
C - Ik slaap in de wc.
D - Mijn woonkamer is buiten.

59-60

1. A - fout B - fout C - fout D - goed
2. A - fout B - Goed C - Goed D - fout
3. A - fout B - Goed C - fout D - Goed
4. A - fout B - fout C - fout D - fout