8.4 Je bloedsomloop

T3 Bloedsomloop
3.2 Bloed
  • Leerboek op tafel
  • Telefoon in het zakkie op tafel
  • Jas uit en over je stoel
  • Tas op de grond
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

T3 Bloedsomloop
3.2 Bloed
  • Leerboek op tafel
  • Telefoon in het zakkie op tafel
  • Jas uit en over je stoel
  • Tas op de grond

Slide 1 - Diapositive

Noem zoveel mogelijk uitdrukkingen waarin het woord "bloed" voorkomt

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
  • Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Hoe klopt je hart?

Slide 8 - Diapositive

3 soorten bloedvaten
  1. Slagaders: transport bloed van hart af.
  2. Aders: transport bloed naar hart toe.
  3. Haarvaten: bloed stroomt hiermee door organen.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Bloedsomloop bestaat uit...
A
Hart en bloedvaten
B
Alleen het hart
C
Alleen de bloedvaten
D
Alleen bloedvaten

Slide 12 - Quiz

Slagaders, haarvaten & aders

Slide 13 - Diapositive

In welk soort bloedvat is volgens jullie de bloeddruk het hoogst?
A
Haarvat
B
Slagader
C
Ader

Slide 14 - Quiz

Dubbele bloedsomloop bij de mens
  1. Kleine bloedsomloop Zuurstof ophalen in de longen
  2. Grote bloedsomloop  Zuurstof brengen naar de organen

Slide 15 - Diapositive

Bloedstroom
Zo gaat het bloed door je hart:

Kleine bloedsomloop 
 RKhart -> longen -> LBhart

Grote bloedsomloop 
LKhart -> lichaam -> RBhart

Slide 16 - Diapositive

Tot welke bloedsomloop hoort de longslagader?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 17 - Quiz

Welke bloedsomloop begint in de linkerharthelft?
A
Grote Bloedsomloop
B
Kleine Bloedsomloop

Slide 18 - Quiz

Hoort dit diagram bij de grote of de kleine bloedsomloop?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop

Slide 19 - Quiz

Langs welke weg gaat het bloed?
Via de kleine bloedsomloop
rechterkamer → longslagader → longen → longader → linkerboezem.

Via de grote bloedsomloop
linkerkamer → aorta → nierslagader → nier → nierader → onderste holle ader → rechterboezem.

Slide 20 - Diapositive

Belangrijke bloedvaten
  • longslagader - longader
  • aorta - holle aders
  • hoofdslagader - hoofdader
  • armslagader - armader
  • leverslagader - leverader
  • darmslagader - poortader
  • nierslagader - nierader
  • beenslagader - beenader

Slide 21 - Diapositive

Een rode bloedcel in je beenader moet naar de nieren. Waar komt de rode bloedcel NIET langs?
A
Linkerboezem van het hart
B
Longslagader
C
Leverader
D
Rechterkamer van het hart

Slide 22 - Quiz

BLOEDDRUK
  • Het bloed drukt tegen de wanden van je bloedvaten. Deze druk noem je de bloeddruk. Je bloeddruk schommelt tussen een hoge en een lage waarde.
  • De bloeddruk is maximaal als de kamers samentrekken en het bloed in de slagaders pompen. Dat noem je de bovendruk.
  • Tijdens de hartpauze is de bloeddruk minimaal: de onderdruk.

Slide 23 - Diapositive

Hartfasen
Diastole: Bloed komt hart binnen via holle aders (rechts) en longader (links)

Boezemsystole: kamers worden extra gevuld door samentrekken van de boezems

Kamersystole: Bloed wordt weggepompt uit de kamers naar de longslagader (rechts) en de aorta (links)


Slide 24 - Diapositive

Wat is bloeddruk?
Bloeddruk bestaat uit 2 waarden:
- bovendruk (als de kamers samentrekken)
- onderdruk (tijdens de hartpauze)

Bloeddruk wordt uitgedrukt in millimeter kwikdruk.

Een gezonde bloeddruk voor een puber is 110/70.

Slide 25 - Diapositive

Wat zegt je bloeddruk over je gezondheid?
  • Het bloed 'drukt' tegen wanden van bloedvaten: bloeddruk
  • Bloeddruk verschilt in je lichaam

  • Hoge bloeddruk slecht op de lange termijn: beschadiging bloedvat
  • Lage bloeddruk kan zorgen voor duizeligheid en flauwvallen.

Slide 26 - Diapositive

8.4 Je bloedsomloop
Leerdoelen
  • Je hebt geleerd over soorten bloedvaten
  • Je hebt geleerd hoe het bloed door je lichaam stroomt
  • Je hebt geleerd over bloeddruk

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Verdeling bloed

Lichaam bepaalt hoeveel bloed naar welke organen gaat. Kringspieren in bloedvaten knijpen samen of ontspannen.

Slide 29 - Diapositive

Flexibiliteit: Bloedverdeling
De spieren in de wand van slagaders staan ook onder aansturing van de hersenen. Hierdoor kan de verdeling van het bloed over de verschillende organen naar behoefte worden aangepast.




Slide 30 - Diapositive

Krijgen de hersenen meer of minder bloed tijdens inspanning?
A
Meer
B
Minder
C
Ongeveer evenveel

Slide 31 - Quiz