Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Hier word je het gelukkigst
Slide 1 - Diapositive
In alinea 3 is sprake van de Easterlin-paradox. Welke uitspraak is juist volgens de Easterlin-paradox?
A
Rijke mensen in een arm land zijn minder gelukkig dan arme mensen
in een rijk land.
B
Rijke mensen in een arm land zijn vaak gelukkiger dan arme mensen
in een rijk land.
C
Rijke mensen in een rijk land zijn doorgaans gelukkiger dan rijke
mensen in een arm land.
D
Rijke mensen in een rijk land zijn ongeveer even gelukkig als rijke
mensen in een arm land.
Slide 2 - Quiz
Het tekstgedeelte dat bestaat uit alinea 3 tot en met 6 beschrijft de Easterlin-paradox en mogelijke verklaringen voor die paradox. Hieronder staan vijf uitspraken die wel of niet in overeenstemming zijn met de inhoud van dit tekstgedeelte. Zijn de uitspraken wel of niet in overeenstemming met het tekstgedeelte?
1 Geluksgevoel is gerelateerd aan verwachtingen en sociale status.
2 Mensen hebben de neiging altijd maar gelukkiger te willen worden.
3 Het ongeluk van de een maakt de ander veel gelukkiger.
4 Over het algemeen waren mensen vroeger minder gelukkig dan nu.
5 Economische vooruitgang is een illusie.
Slide 3 - Question ouverte
“Aan Easterlins studie mankeerde nogal wat. Niet alleen waren zijn data beperkt tot Japan en de VS, maar de vraag die hij aan mensen voorlegde, was niet altijd dezelfde, waardoor hij appelen met peren vergeleek.” (regels 79-85) Dit citaat bevat een argumentatie. Analyseer deze argumentatie door de tabel hiernaast in te vullen.
Slide 4 - Question ouverte
“De hedonistische tredmolen bestaat, zeker als het om materiële weelde gaat, maar hij doet slechts een deel van de vooruitgang teniet.” (regels 118-122) Leg uit waarom de hedonistische tredmolen uit het bovenstaande citaat slechts een deel van de vooruitgang tenietdoet. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.
Slide 5 - Question ouverte
Even de rest van de tekst lezen voor de volgende vragen!
Slide 6 - Diapositive
In alinea 9 tot en met 11 van tekst 1 wordt kritiek geuit op de relativiteitstheorie van geluk. Noem twee redenen waarom volgens alinea 9 tot en met 11 de relativiteitstheorie van geluk niet altijd opgaat. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
Slide 7 - Question ouverte
“Dat maakt wel een wereld van verschil.” (regels 230-231) Leg uit wat die wereld van verschil inhoudt, door in de tekst hieronder de lege plekken in te vullen zodat er een volledige zin ontstaat. Neem de nummers voor de lege plekken over op je antwoordblad en schrijf achter elk nummer wat er op die lege plek hoort te staan.
Volgens cultuurpessimisten maakt het verhaal van de Rode Koningin duidelijk dat 1) …… , maar volgens alinea 16 geeft het einde van de preek van de Rode Koningin aan dat 2) …… , mits 3) …… .
Slide 8 - Question ouverte
In alinea 17 wordt onderscheid gemaakt tussen relatieve en absolute gelukmakers. Hieronder staat een lijstje met zes gelukmakers die in tekst 1 besproken worden. Welke drie hiervan kun je in termen van alinea 17 als absoluut beschouwen? Noteer de cijfers van de absolute gelukmakers op je antwoordblad.
1 geld (alinea 8); 2 economische groei (alinea 8); 3 bevrediging van lichamelijke behoeften (alinea 9); 4 geen pijn lijden (alinea 11); 5 leven in een democratie (alinea 13); 6 moderne luxe (alinea 17)
Slide 9 - Question ouverte
Welke zin uit alinea 17 bevat het standpunt van deze alinea?
A
Zo vergaat (…) menselijke vooruitgang. (regels 232-233)
B
Inderdaad, een (…) te vergelijken. (regels 233-239)
C
Toch mag (…) grof huisvuil. (regels 239-241)
D
De belangrijkste (…) (natuurlijk) gezondheid. (regels 241-246)
Slide 10 - Quiz
Iemand zou kunnen stellen dat deel 4 van de tekst, ‘Slot’, begint bij alinea 16. Leg dat uit met gebruikmaking van de inhoud van de tekst. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.
Slide 11 - Question ouverte
Iemand anders zou kunnen stellen dat deel 4 van de tekst, ‘Slot’, bij een andere alinea begint, namelijk bij alinea 18. Leg dat uit met gebruikmaking van de inhoud van de tekst. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.
Slide 12 - Question ouverte
“‘Dat is nogal een traag land!’, zei de Koningin. ‘Want hier moet je zo hard lopen als je kunt, gewoon om op dezelfde plaats te blijven.’” (regels 14-18) Welke drie van de negen onderstaande woordgroepen uit alinea 2 tot en met 6 passen inhoudelijk het best bij bovenstaand citaat? Noteer de nummers.
1 een enorme vooruitgangsspurt (regels 20-21); 2 de kniesoren (regel 31); 3 dat verband tussen welvaart en geluk (regels 40-41); 4 de Easterlin-paradox (regels 42-43); 5 de cultuurpessimisten (regel 44); 6 de relativiteitstheorie van geluk (regel 46); 7 de ‘hedonistische tredmolen’ (regel 53); 8 je status binnen je groep (regel 61); 9 een nulsomspel (regel 75)
Slide 13 - Question ouverte
Hoe is de toonzetting van tekst 1 het best te karakteriseren?
A
als activerend en soms polemisch
B
als amuserend en voortdurend optimistisch
C
als beschouwend en licht moralistisch
D
als betweterig en hier en daar instructief
Slide 14 - Quiz
Welke bewering is juist? Tekst 1 is als een betoog te kenschetsen, omdat in deze tekst
A
een aanpak wordt voorgesteld waarmee onze samenleving gelukkiger zou kunnen worden.
B
een voorkeur wordt uitgesproken voor een andere kijk op wat ons
gelukkig maakt.
C
wordt beredeneerd waarom we positiever naar onze samenlevingsvorm moeten kijken.
D
zowel argumenten voor als argumenten tegen de theorie van Easterlin worden gegeven.
Slide 15 - Quiz
Hieronder staan vier uitspraken over tekst 1. Zijn de uitspraken wel of niet in overeenstemming met de strekking van tekst 1? Neem de nummers van de uitspraken over en zet achter elk nummer wel of niet. 1 Een inwoner van Finland is per definitie gelukkiger dan een inwoner van Tanzania. 2 Geluksgevoel wordt uitsluitend bepaald door verwachtingen en sociale vergelijkingen. 3 Miljonairs zoals Elon Musk hebben niet nog meer geld nodig om gelukkig te blijven. 4 Zonder materiële welvaart is het lastig om een bevredigend gelukspeil te bereiken.
Slide 16 - Question ouverte
Welke zin geeft het best de hoofdgedachte van tekst 1 weer?
A
De relativiteitstheorie van geluk klopt voor verwachtingen en sociale
vergelijkingen.
B
Easterlins kijk op de samenleving is verkeerd: geld maakt wel degelijk
gelukkig.
C
Geluk is altijd relatief, maar is wel degelijk gekoppeld aan materiële
welvaart.
D
In onze maatschappij zijn mensen gelukkiger dan in veel andere
maatschappijen.