Geluksfactoren: CE 2022-II tekst 1 en 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Hoe word ik gelukkig?

CE 2022-II tekst 1 en 2

moeilijke woorden?

1. Welke uitspraak is juist volgens de Easterlin-paradox?

2. Zijn de uitspraken wel of niet in overeenstemming met bovengenoemd tekstgedeelte?

3. Bovenstaand citaat bevat een argumentatie. Analyseer deze argumentatie door onderstaande tabel over te nemen en die in te vullen.

4. Leg uit waarom de hedonistische tredmolen uit het bovenstaande citaat slechts een deel van de vooruitgang tenietdoet.

5. Noem twee redenen waarom volgens alinea 9 tot en met 11 de relativiteitstheorie van geluk niet altijd opgaat.

6. Volgens cultuurpessimisten maakt het verhaal van de Rode Koningin duidelijk dat 1) …… , maar volgens alinea 16 geeft het einde van de preek van de Rode Koningin aan dat 2) …… , mits 3) …… .

7. Hieronder staat een lijstje met zes gelukmakers die in tekst 1 besproken worden. Welke drie hiervan kun je in termen van alinea 17 als absoluut beschouwen?

9. Iemand zou kunnen stellen dat deel 4 van de tekst, ‘Slot’, begint bij alinea 16. Leg dat uit met gebruikmaking van de inhoud van de tekst.

10. Iemand anders zou kunnen stellen dat deel 4 van de tekst, ‘Slot’, bij een andere alinea begint, namelijk bij alinea 18. Leg dat uit met gebruikmaking van de inhoud van de tekst.

16. Citeer uit alinea 8 tot en met 11 een tekstfragment van maximaal twee
zinnen dat bewijst dat geld gelukkig maakt.

17. Leg uit in welk opzicht de stelling dat geld gelukkig maakt, niet overeenkomt met de strekking van tekst 1.

18. “Wij mogen ons wel degelijk gelukkig prijzen dat we nu en hier leven.” (regels 276-278) Maak duidelijk dat tekstfragment 1 kan worden gebruikt als ondersteuning van bovenstaand citaat.

20. In alinea 2 wordt de vraag gesteld: “Waarom is dat zo'n taboe?” (regel 8) Waar in tekst 2 wordt een antwoord op deze vraag gegeven?

23. Behalve het hebben van geld worden er in alinea 5 van tekst 2 nog andere factoren genoemd die leiden tot geluk. Noem drie andere factoren die volgens alinea 5 leiden tot geluk.

24. Tekst 2 sluit af met “Vreemd hoor.” (regels 88-89)
Welk effect bij de lezers wordt vermoedelijk hiermee beoogd?

25. Welke uitspraak geeft de hoofdgedachte van tekst 2 het best weer?
Het hebben van geld

[Na tekstfragment]
26. Beargumenteer dat de visie van de tweede groep mensen uit tekstfragment 2 overeenkomt met de strekking van alinea 5 van tekst 2.