Havo 3 H2 Paragraaf 2 Winst en aanbod

Paragraaf 2
De aanbodlijn
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Paragraaf 2
De aanbodlijn

Slide 1 - Diapositive

Programma


Huiswerk bespreken (10 min)
LessonUp Winst en aanbodlijn (10 min)
In stilte: opdracht 2, 3 en 8 (30 min) + bespreken
Opgaven maken H2 §2 (20 min)
Afsluiting: wat heb je geleerd? (5 min)

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen

  • Je kunt vaste en variabele kosten onderscheiden
  • Je kunt de winst berekenen
  • Je kunt het verloop van de vraaglijn en de aanbodlijn toelichten

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk 
Leg je schrift met je huiswerk open (H2 par 1: 1 t/m 10)
Opdracht 6, 7 en 9 bespreken.

Slide 4 - Diapositive

Uitleg
Pak pen & papier om aantekeningen te maken.

Slide 5 - Diapositive

Bedrijf verkoopt een bepaald aantal producten tegen een bepaalde prijs. Hoeveel ontvangt het bedrijf dan?

Slide 6 - Question ouverte

Uitleg
Bedrijf verkoopt een bepaald aantal producten tegen een bepaalde prijs. Hoeveel ontvangt het bedrijf dan?
  • Prijs x aantal dat verkocht is.  => p x q
  • Ook wel: prijsafzet (aantal of hoeveelheid)
  • => verkoopwaarde, totale opbrengst (TO) of omzet.

Slide 7 - Diapositive

Welk antwoord klopt NIET?
Omzet =
A
Verkoopwaarde
B
Afzet x verkoopprijs
C
Totale opbrengst
D
Aantal x inkoopprijs

Slide 8 - Quiz

TO = totale opbrengst.
Wat zou TK zijn? Wat zou TW zijn?

Slide 9 - Carte mentale

Uitleg
TK = totale kosten. De totale kosten bestaan uit vaste kosten en variabele kosten. 

  • Variabele kosten zijn afhankelijk van hoeveel je maakt. Hoe meer, hoe hoger de kosten.
  • Vaste kosten zijn niet afhankelijk van de productie.

Slide 10 - Diapositive

Wat denk je?
Wat zijn vaste kosten van een bakkerij?

Slide 11 - Carte mentale

Wat denk je?
Wat zijn variabele kosten
van een bakkerij?

Slide 12 - Carte mentale

Uitleg
TK = totale kosten. De totale kosten bestaan uit vaste kosten en variabele kosten. 
Wat denk je dat dat zijn, bv. bij een bakker?
  • Vaste kosten zijn niet en variabele kosten wel afhankelijk van hoeveel de bakker bakt 
  • Bakkerij of oven => vast. Meel  => variabel.

Slide 13 - Diapositive

Wat zou 'een kostprijs' zijn?

Slide 14 - Carte mentale

Wat gebeurt er met de vraag naar een product als de prijs stijgt?

Slide 15 - Question ouverte

Qv = -200P + 800
Waaraan kan je zien dat dit
een vraaglijn is?

Slide 16 - Carte mentale

Wat is 'het aanbod' van een product?

Slide 17 - Carte mentale

Wat gebeurt er met het aanbod van een product als de prijs stijgt?

Slide 18 - Question ouverte

Wat laat een aanbodlijn zien?

Slide 19 - Question ouverte

Wat is een vergelijking van de aanbodlijn?
A
Q = 3P + 100
B
Q = -3P +100
C
Q = -25.000P - 10.000
D
Q = 25.000P - 10.000

Slide 20 - Quiz

Uitleg
We hebben de vraaglijn gezien: Qv = -200p +800 (bv.)
  • Als de prijs stijgt => daalt de vraag.
  • Wat is 'aanbod' van een product?
  • Wat gebeurt er met de hoeveelheid die wordt aangeboden als de prijs stijgt?
  • Als de prijs stijgt => stijgt de hoeveelheid die mensen willen verkopen. Qa = 25.000p - 10.000

Slide 21 - Diapositive

Opdracht



Opgaven 3, 4 en 8 (van H2 §2) maken
timer
10:00

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Opdracht



Opgaven 1 t/m 11 (van H2 §2) maken
timer
20:00

Slide 25 - Diapositive

Lesdoelen

  • Je kunt vaste en variabele kosten onderscheiden
  • Je kunt de winst berekenen
  • Je kunt het verloop van de vraaglijn en de aanbodlijn toelichten

Slide 26 - Diapositive