21/22 H2.2 Winst is winst (2)

H2.2 Winst is winst
Leerdoelen:
  • Je kunt de omzet van een bedrijf berekenen.
  • Je kunt de totale winst van een bedrijf berekenen.
  • Je weet wat vaste en wat variabele kosten zijn.
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H2.2 Winst is winst
Leerdoelen:
  • Je kunt de omzet van een bedrijf berekenen.
  • Je kunt de totale winst van een bedrijf berekenen.
  • Je weet wat vaste en wat variabele kosten zijn.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Toelichting bron 1
Bij een prijs van €40 per kaartje willen 20.000 fans (=gevraagde hoeveelheid) een kaartje kopen. 

Bij een prijs van €80 haken 4.000 fans af. Maar 16.000 fans 
(= gevraagde hoeveelheid) willen dan nog steeds een kaartje voor het concert in Adam kopen.
Vraaglijn

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een verandering langs de vraaglijn?
A
Het inkomen van de consument daalt
B
Het aantal consumenten daalt
C
De prijs van het product daalt
D
Je product wordt aantrekkelijker

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Winst of verlies?
Afzet = alle verkochte producten (aantallen, in stuks)
Omzet = totale opbrengst (van een periode, bijv. een dag)
Inkoopwaarde (van de verkopen) = kosten van de verkochte producten
Bedrijfskosten, bestaande uit: Vaste kosten, variabele kosten, afschrijvingskosten
Winst = TO-TK
maken opdracht 2,3,4

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omzet
Inkoopwaarde -
Brutowinst 
Bedrijfskosten -
Nettoresultaat (winst of verlies
Omzet - inkoopwaarde = Brutowinst
Brutowinst - bedrijfskosten = Nettoresultaat (winst of verlies)
Manier 1
Manier 2

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

TW= TO-TK
TK= VK + CK

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stap 1: Berekenen de gevraagde hoeveelheid= Qv
Stap 2
Berekenen Totale winst = TW

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschil variabele en constante kosten
  • Vaste kosten (constante kosten): zijn kosten die niet afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (zijn onafhankelijk van de omzet)
  • Variabele kosten: zijn kosten die wel afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (zijn afhankelijk van de omzet) 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De aanbodcurve (aanbodlijn)
Formule:
Qa= 2500P-1250

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Er is een POSITIEF verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid:
  • prijs stijgt -->aangeboden hoeveelheid stijgt ook
  • prijs daalt --> gevraagde hoeveelheid daalt ook
  • In de formule zie je dat aan het +teken voor de P
  • rc=      P :      Qa

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vaste kosten en variabele kosten
TO- (constante kosten + variabele kosten)= winst

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

QV
QA
vraaglijn
aanbodlijn

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef aan of het  gaat om vaste of een variabele kosten. 







Vaste kosten
Variabele kosten
Reclamekosten
Verzendkosten
Loon vast personeel
Huur
Grondstoffen

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanbodlijn
Marktevenwicht
Vraaglijn van een basisproduct
Vraaglijn van een luxe product

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Gegeven is de volgende functie:
Q = -2p + 40. Is er sprake van een vraag- of een aanbodfunctie?
A
Vraagfunctie
B
Aanbodfunctie

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk bedrijf A of B heeft de trouwste klanten en waarom?

Slide 17 - Question ouverte

Bedrijf A want als de prijs wordt verhoogd daalt de gevraagde hoeveelheid veel minder dan bij bedrijf B