Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
- wie;
- wat;
- hoeveel;
- waar plaatsen;
- hoe laat.
- afzenderadres;
- geadresseerde;
- datum;
- soort goederen;
- hoeveelheid;
- aantal colli;
- losplaats vrij maken;
- interne transportmiddelen;
- juiste transportmiddel;
- veiligheidsschoenen;
- jas;
-waarschuwingsborden.
- collega's inlichten;
- planning maken;
- overleggen.
- goederenstroom;
rustig rijden, lading goed vast maken, collega's voorrang, niet kapot?
- laadklep
wielen blokeren en de borging gebruiken.
- vertellen hoe je met de goederen om moet gaan.
- breekbaar;
- droog houden;
- niet stapelen;
- deze zijde boven;
- vermijd zonlicht;
- gekoelde artikelen;
Waarschuwen!
- licht ontvlambaar;
- giftig;
- ontplofbaar;