Week 14 1vh les 1 grammatica woordsoorten

Grammatica woordsoorten en boekopdracht
Nederlands

Vorige week: begrijpend lezen afgerond

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica woordsoorten en boekopdracht
Nederlands

Vorige week: begrijpend lezen afgerond

Slide 1 - Diapositive

boekopdracht 3
- Foto-opdracht 
- Opdracht over tijd

Uiterlijk vrijdag 9 april (deze vrijdag) af en ingeleverd op je OneDrive (map Nederlands > Klas 1). 

Slide 2 - Diapositive

Grammatica zinsdelen of woordsoorten? 

Slide 3 - Diapositive

Grammatica zinsdelen
persoonsvorm 
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp

Ik / heb / gisteren / een chocoladereep / gegeten. 

Slide 4 - Diapositive

Grammatica woordsoorten
Je kijkt naar elk woord apart.
ik 
heb
gisteren
een 
chocoladereep
gegeten 

Slide 5 - Diapositive

Grammatica woordsoorten
werkwoorden
zelfstandig naamwoorden
bijvoeglijk naamwoorden
lidwoorden
voorzetsels
persoonlijk voornaamwoorden

Slide 6 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een werkwoord.

Slide 7 - Question ouverte

werkwoorden
Een werkwoord kan in verschillende vormen in je zin terugkomen:

brengen > infinitief (hele werkwoord)
bracht > verleden tijd (of in een andere tijd)
gebracht > voltooid deelwoord

Slide 8 - Diapositive

lidwoorden
de, het, een

Let op: 'een' en niet 'één'
'het' van 'het huis' is wel een lidwoord, 'het' van 'het regent' niet

Slide 9 - Diapositive

zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord gebruik je voor:

mensen en eigennamen (man, Jan)
dieren (olifant, muizen)
dingen (tafel, regenpijp)

Slide 10 - Diapositive

Op vrijdag fietst Saskia met een vriendin naar school.'
Benoem de werkwoorden, lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Slide 11 - Question ouverte

Bijvoeglijk naamwoorden
Deze zeggen iets over een zelfstandig naamwoord.

De nieuwe Netflix-serie. 
znw (zelfstandig naamwoord): Netflix-serie
bnw (bijvoeglijk naamwoord): nieuwe

Het bnw kan voor een znw staan, maar ook erna. 

Slide 12 - Diapositive

Ik heb een appel gegeten.

Voeg zelf een bijvoeglijk naamwoord toe aan deze zin.

Slide 13 - Question ouverte

Benoem de werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden.

Het grote huis staat al lange tijd leeg.

Slide 14 - Question ouverte

Oefenen! 

SOM > Op Niveau > blok 3 > Grammatica > maak van 3.5 de drie theorie-opdrachten en opdracht 17.

Ben je klaar? Dan mag je verder werken aan je boekopdracht.

Slide 15 - Diapositive