HPC KBL/M3

Aanvang les en tijdens de instructie

  •  Boek op tafel
  •  Laptop dicht
  • *Schrift, pen of potlood en rekenmachine liggen op je bureau
  • Telefoons/ oortjes in je tas
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Aanvang les en tijdens de instructie

  •  Boek op tafel
  •  Laptop dicht
  • *Schrift, pen of potlood en rekenmachine liggen op je bureau
  • Telefoons/ oortjes in je tas

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
  • Begrippen bespreken 3.1 (max. 10 minuten)
  • Klassikaal een opdracht maken en bespreken (max.                 10 minuten)
  • Huiswerk opgave 1 t/m 8 (15 minuten)
  • Afsluiten les met een korte quiz

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen/begrippen 3.1
- Waarvoor kun je geld allemaal gebruiken?
- In welke vormen komt geld voor?
- Op welke manieren kun je met geld betalen?
- Welke voor- en nadelen hebben deze manieren van betalen?

Slide 3 - Diapositive

Ruilmiddel: 
je koopt of verkoopt goederen of diensten met geld
Rekenmiddel:
je kunt de waarde van verschillende producten met elkaar vergelijken
Spaarmiddel:
je geeft een deel van je inkomen niet uit, zodat je het later kunt gebruiken

Slide 4 - Diapositive

Soorten geld
Geld op de bank waar je via je pinpas mee kunt betalen. Dus niet je geld op een spaarrekening.
(Giraal)
Munten & bankbiljetten

(Chartaal)

Slide 5 - Diapositive

Creditcard
De creditcardmaatschappij schiet het geld voor.
Pas aan het eind van de maand worden de betalingen van je rekening afgeschreven.

Slide 6 - Diapositive

Elektronisch betalen

Slide 7 - Diapositive

Rekenafschrift
Vorige saldo    €50
Ontvangen                            €20              +
Betaald              €40                                   -
Nieuw saldo    €30 →  creditsaldo

Slide 8 - Diapositive

Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo  heeft van €523,80
  • Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
  • Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
  • Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
  • Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.




523,80 - 125 - 99 + 126,40 - 25 = 401,20
Haar nieuwe saldo is €401,20 credit
timer
5:00

Slide 9 - Diapositive

Wat heb je geleerd?

Slide 10 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van chartaal geld?
A
munten en bankbiljetten
B
met je bankpas betalen

Slide 11 - Quiz

Wanneer je de waarde van goederen en diensten aangeeft in euro's dan is geld een.....?
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel

Slide 12 - Quiz

Als ik een negatief saldo heb op mijn bankrekening ("rood staan"), dan heb ik een
A
debet -saldo
B
credit-saldo

Slide 13 - Quiz