3 oktober

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken 10A af
  • Bespreken 10A, BCD
  • Symboulè
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken 10A af
  • Bespreken 10A, BCD
  • Symboulè

Slide 1 - Diapositive

Vragen grammatica?

Slide 2 - Question ouverte

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Vidéo

ἔτι τε πρὸς τούτοισιν εὐνουχίαι γίνονται οἱ πλεῖστοι ἐν Σκύθῃσι

Slide 6 - Question ouverte

καὶ γυναικεῖα ἐργάζονται διαλέγονταί τε ὁμοίως καὶ αἱ γυναῖκες·

Slide 7 - Question ouverte

καλεῦνταί τε οἱ τοιοῦτοι ἀνανδριεῖς.

Slide 8 - Question ouverte

οἱ μὲν οὖν ἐπιχώριοι τὴν αἰτίην προσ-τιθέασι θεῷ

Slide 9 - Question ouverte

καὶ σέβονταί τούτους τοὺς ἀνθρώπους καὶ προσκυνέουσι, δεδοικότες περὶ ἑωυτῶν ἕκαστοι.

Slide 10 - Question ouverte

ἐμοὶ δὲ καὶ αὐτῷ δοκεῖ ταῦτα τὰ πάθεα θεῖα εἶναι καὶ τἆλλα πάντα,

Slide 11 - Question ouverte

καὶ οὐδὲν ἕτερον ἑτέρου θειότερον οὐδὲ ἀνθρωπινώτερον,

Slide 12 - Question ouverte

ἀλλὰ πάντα ὁμοῖα καὶ πάντα θεῖα·

Slide 13 - Question ouverte

ἕκαστον δὲ ἔχει φύσιν τὴν ἑωυτοῦ καὶ οὐδὲν ἄνευ φύσιος γίνεται.

Slide 14 - Question ouverte

καὶ τοῦτο τὸ πάθος, ὥς μοι δοκεῖ γίνεσθαι, φράσω·

Slide 15 - Question ouverte

ὑπὸ τῆς ἱππασίης αὐτοὺς κέδματα λαμβάνει, ἅτε
ἀεὶ κρεμαμένων ἀπὸ τῶν ἵππων τοῖσι ποσίν·

Slide 16 - Question ouverte

ἔπειτα ἀποχωλοῦνται καὶ ἑλκοῦνται τὰ ἰσχία οἳ ἂν σφόδρα νοσήσωσιν.

Slide 17 - Question ouverte

ἰῶνται δὲ σφᾶς αὐτοὺς τρόπῳ τοιῷδε·

Slide 18 - Question ouverte

ὁκόταν ἄρχηται ἡ νοῦσος, ὄπισθεν τοῦ ὠτὸς ἑκατέρου φλέβα τάμνουσιν·

Slide 19 - Question ouverte

ὅταν δὲ ἀπορρυῇ τὸ αἷμα, ὕπνος ὑπολαμβάνει ὑπὸ ἀσθενείης, καὶ καθεύδουσιν·

Slide 20 - Question ouverte

ἔπειτα ἀνεγείρονται, οἱ μέν τινες ὑγιεῖς ἐόντες, οἱ δ᾿ οὔ.

Slide 21 - Question ouverte

ἐμοὶ μὲν οὖν δοκεῖ ἐν ταύτῃ τῇ ἰήσει διαφθείρεσθαι ὁ γόνος·

Slide 22 - Question ouverte

εἰσὶ γὰρ παρὰ τὰ ὦτα φλέβες, ἃς ἐάν τις ἐπιτάμῃ, ἄγονοι γίνονται οἱ ἐπιτμηθέντες·

Slide 23 - Question ouverte

ταύτας τοίνυν μοι δοκέουσι τὰς φλέβας ἐπιτάμνειν.

Slide 24 - Question ouverte

οἱ δὲ μετὰ ταῦτα, ἐπειδὰν ἀφίκωνται παρὰ γυναῖκας καὶ μὴ οἷοί τ’ ἔωσι χρῆσθαι σφίσιν,

Slide 25 - Question ouverte

τὸ πρῶτον οὐκ ἐνθυμεῦνται, ἀλλ᾿ ἡσυχίην ἔχουσιν·

Slide 26 - Question ouverte

ὁκόταν δὲ δὶς καὶ τρὶς καὶ πλεονάκις αὐτοῖσι πειρωμένοισι μηδὲν ἀλλοιότερον ἀποβαίνῃ,

Slide 27 - Question ouverte

νομίσαντές τι ἡμαρτηκέναι τῷ θεῷ ὃν ἐπαιτιῶνται,

Slide 28 - Question ouverte

ἐνδύονται στολὴν γυναικείην, καταγνόντες ἑωυτῶν ἀνανδρείην,

Slide 29 - Question ouverte

γυναικίζουσί τε καὶ ἐργάζονται μετὰ τῶν γυναικῶν ἃ καὶ ἐκεῖναι.

Slide 30 - Question ouverte

Opdracht bij 10A
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 31 - Diapositive

B Werkwoord 1-2
  • 1: 3 mv praes. act.
  • 2: ptc. nom. mv mnl.

Slide 32 - Diapositive

B Werkwoord 3
  • νοσήσωσιν (r. 16) coni. generalis
  • ἄρχηται (r. 17) coni. generalis
  • ἀπορρυῇ (r. 19) coni. generalis
  • ἐπιτάμῃ (r. 24) coni. generalis
  • ἀφίκωνται (r. 26) coni. generalis
  • ἔωσι (r. 27) coni. generalis
  • ἀποβαίνῃ (r. 30) coni. generalis

Slide 33 - Diapositive

C Naamwoorden
  • a θειότερον en ἀνθρωπινώτερον
  • b ‘dan een ander’

Slide 34 - Diapositive

D Participium
  • a bij κρεμαμένων
  • b in de gen.; het is onderdeel van een genitivus absolutus

Slide 35 - Diapositive

Συμβουλή 1
  • 1 ‘zeer velen’ klinkt vermoedelijk iets aannemelijker; dan zijn er minder verwijfdemannen dan met ‘de meeste …’ (dit laatste lijkt nogal onwaarschijnlijk)

Slide 36 - Diapositive

Συμβουλή 2
  • a ἐμοὶ ... αὐτῷ
  • b καὶ
  • c door niet alleen die ziektes, maar álle ziektes goddelijk te noemen (καὶ τἄλλα πάντα); en de een is niet goddelijker of menselijker dan de ander en ten slotte is alles in overeenstemming met de natuur

Slide 37 - Diapositive

Συμβουλή 3-4-5
  • 3 ze zijn bang dat het hun ook overkomt
  • 4 dat de mannen vrouwendingen doen
  • 5 a ὑγιεῖς (ἐόντες)
  • b de ὑγιεῖς hebben geen last meer van verlammingen en ontstekingen in de heupen, de οὐχ ὑγιεῖς nog wel; beiden hebben last van impotentie

Slide 38 - Diapositive

Συμβουλή 6-7-8
  • 6 het opensnijden van de ader achter de oren
  • 7 de genoemde aders die het zaad vanuit de hersenen achter de oren langs naar de geslachtsdelen vervoeren
  • 8 blijkbaar nemen ze het niet zo nauw met de huwelijkse trouw 

Slide 39 - Diapositive

Συμβουλή 9-10
  • 9 χρῆσθαι, ‘gebruiken’, getuigt niet van een vriendelijke omgang met elkaar; de vrouwen worden eerder als een soort gebruiksvoorwerp gezien
  • 10 ‘niets anders’ wil zeggen dat de impotentie blijft

Slide 40 - Diapositive

Aan het werk.
  • Herhaal de woordjes van Serie 1 t/m 5 
  • Leer de woordjes en grammatica t/m 10A
  • Maak de Symboulè van 10A

    Dit is ook huiswerk.

Slide 41 - Diapositive

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 42 - Question ouverte

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 43 - Question ouverte