Herhaling ambiguïteit en beeldspraak

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Ambiguïteit
Ambigue = dubbelzinnig 
(op meerdere manieren op te vatten door bijvoorbeeld):
1) gebruik van homoniem (woord met meerdere betekenissen)
2) woordgroep met meerdere betekenissen
3) verschillende manieren redekundig ontleden met een andere betekenis. 
4) onduidelijke verwijzing

Slide 2 - Diapositive

1. homoniem (woord met meerdere betekenissen)
De taxichauffeur zette zijn klanten af.

Hier kan afzetten betekenen 'afleveren', maar ook 'te veel laten betalen'.


Slide 3 - Diapositive

2. woordgroep met meerdere betekenissen

Het schilderij van oom Karel is gestolen.


  • Oom Karel is de eigenaar.
  • Oom Karel is op het schilderij afgebeeld.
  • Oom Karel  heeft het schilderij gemaakt.

=> ander voorbeeld op volgende slide.

Slide 4 - Diapositive

3. Ontleden (op verschillende manieren ontleden met verschillende betekenissen)
Ferdinand groette de man met de pet.

Twee mogelijkheden:
De man met de pet= lijdend voorwerp
anders gezegd: De man met de pet wordt gegroet door Ferdinand.

De man= lijdend voorwerp
met de pet= bijwoordelijke bepaling
Anders gezegd: Met de pet groette Ferdinand de man.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Wie laat wie niet in de kou staan?

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Beeldspraak
  • Vergelijking (normale, asyndetische, homerische)
  • Metafoor
  • Personificatie
  • Repetitio
  • Enumeratio (drieslag, climax, anticlimax)
  • Hyperbool
  • Understatement (litotes, eufemisme)
  • Synesthesie
  • Pleonasme
  • Tautologie

Slide 12 - Diapositive

H1 Woordenschat
Repetitio: met dezelfde woorden iets herhalen (regen, regen en nog eens regen). 

Enumeratio: minstens drie zaken achter elkaar noemen. 

Slide 13 - Diapositive

Vormen van enumeratio
  • Drieslag: vaste combinatie van een opsomming in drieën (Veni, Vidi, Vici)
  • Climax: steeds sterker wordende reeks (Hij voldoet, nee... doet het goed, nee... uitstekend, nee... hij is de allerbeste). 
  • Anti-climax: steeds zwakker wordende reeks (Het is schitterend, prachtig, mooi, eigenlijk best aardig). 

Slide 14 - Diapositive

Hyperbool
Overdrijving

Slide 15 - Diapositive

Understatement
Afzwakking door iets minder mooi, groot of belangrijk te maken. 

Slide 16 - Diapositive

Litotes
Bijzondere vorm van understatement

Tegenovergestelde ontkennen 

Slide 17 - Diapositive

Eufemisme
Verzachten om iets minder erg of minder hard te maken. 


Slide 18 - Diapositive

Vergelijkingen
Vergelijking: beeld en object staan naast elkaar met verbindingswoorden: zoals, als, lijkt op. 
Asyndetische vergelijking: vergelijking waarbij object en beeld naast elkaar staan zonder verbindingswoord. 
Homerische vergelijking: zeer uitgebreide vergelijking waarbij het beeld breed is uitgewerkt. Vernoemd naar Homerus, schrijver/dichter van Ilias en Odyssee. 

Slide 19 - Diapositive

Synesthesie
Synesthesie is een stijlfiguur waarbij een combinatie van de indrukken van verschillende zintuigen in uitdrukkingen wordt gebruikt. 

vb: 
schreeuwende kleuren, bittere woorden, warme stem

Slide 20 - Diapositive

H4 Tautologie
Twee dezelfde woordsoorten samen gebruikt die ongeveer hetzelfde betekenen.
Je kan er 1 weglaten en dan is de zin correct.


Voor altijd en eeuwig
Misschien wellicht komen ze erachter.

H4 Pleonasme
Twee verschillende woordsoorten overlappen elkaar, ze zijn niet beide nodig --> kenmerk van begrip, zit al in het woord besloten. 



De rode tomaat
De bal is omlaag gevallen.

Slide 21 - Diapositive

Stijlfiguur of stijlfout - pleonasme
Een pleonasme kan een versterking zijn van een beeld dat je wilt schetsen.  'Groen gras', of 'witte sneeuw' bijvoorbeeld.
Dat zijn niet per se fouten. 
Iets 'opnieuw herhalen' of 'naar beneden laten vallen' is wel fout. Hier wordt onnodig de nadruk gelegd op een eigenschap van iets wat je noemt.

Slide 22 - Diapositive

Stijlfiguur of stijlfout - tautologie
Ook een tautologie kan een versterking zijn.  Er bestaan veel uitdrukkingen die tautologieën zijn. Denk aan: 'gratis en voor niets', 'zeker en vast' of 'list en bedrog'. Deze zijn geaccepteerd als stijlfiguur en zijn dus correct. 
Voorbeelden van overbodige herhaling zijn: Ik heb dat 'nooit niet' gewild, die boeken zijn 'identiek hetzelfde' of: 'want ik wil immers' nooit slapen.  

Slide 23 - Diapositive

H4: Contaminatie
Twee uitdrukkingen of (spreek)woorden worden samengevoegd tot één nieuwe uitdrukking of woord.
(Engels) to contaminate = besmetten

Soms heel moeilijk te zien, want 'normaal':
Overnieuw?

Slide 24 - Diapositive

H5: letterlijk - figuurlijk
Letterlijk: woord gebruiken in context. 
Ik heb een ticket voor de wedstrijd PSV - Ajax. 

Figuurlijk: woord gebruiken als beeld, spreekwoorden, gezegdes en uitdrukkingen. 
Het vwo-diploma wordt door velen gezien als een ticket voor een gouden toekomst. 

Slide 25 - Diapositive

H6: collocaties
Vaste combinaties van woorden zoals:
Een besluit nemen
In de doofpot stoppen
Het volle pond
Op stel en sprong
Paal en perk stellen

Slide 26 - Diapositive

Opdracht tautologie - pleonasme
Maak de opdracht in tweetallen. 
5 min. 

Slide 27 - Diapositive