2.8 Grammatica werkwoorden

Meervoud en werkwoorden
Wat zijn werkwoorden?
blz: 75
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Meervoud en werkwoorden
Wat zijn werkwoorden?
blz: 75

Slide 1 - Diapositive

Wat is het meervoud van het woord ´boom´?
A
Boomen
B
Bomen

Slide 2 - Quiz

Wat is het meervoud van het woord 'bal'
A
ballen
B
balen

Slide 3 - Quiz

Wat is het meervoud van het woord 'krant'
A
krantten
B
kranten

Slide 4 - Quiz

Wat is het meervoud van het woord 'taxi'
A
taxi's
B
taxis

Slide 5 - Quiz

Werkwoorden
Een werkwoord is een woord dat vertelt wat iemand doet:
lopen, fietsen, zwemmen, zingen

Slide 6 - Diapositive

Stam
De stam van het werkwoord is het werkwoord zonder -en

luisteren
Stam = luister
Zeggen
Stam = zeg en geen zegg

Slide 7 - Diapositive

Wat is de stam van het werkwoord denken?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de stam van het werkwoord horen?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de stam van het werkwoord kijken?

Slide 10 - Question ouverte

Ik: stam
Jij/u = stam + t
Zij/hij = stam + t
wij = stam + en (hele werkwoord)
jullie = stam + en
zij = stam + en

Slide 11 - Diapositive

Rijden
Ik rijd
Jij/je rijdt
u rijdt
zij/ze rijdt
hij rijdt
wij/we rijden
jullie rijden en ze rijden

Slide 12 - Diapositive

Ik
A
kijkt
B
kijk
C
kijken

Slide 13 - Quiz

Wij
A
horen
B
hooren
C
hoort
D
hoor

Slide 14 - Quiz

Hij
A
luister
B
luisteren
C
luistert

Slide 15 - Quiz

Maak 
Opdracht 1 en 2
blz: 75

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive