Deze/die, dat/dit + herhaling woensdag 22 februari

Mijn broer heeft een brommer. Dat is ..... brommer.
A
jouw
B
zijn
C
mijn
1 / 19
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Mijn broer heeft een brommer. Dat is ..... brommer.
A
jouw
B
zijn
C
mijn

Slide 1 - Quiz

Wij hebben een schrift. Dat is .... schrift .
A
ons
B
onze
C
mijn
D
jouw

Slide 2 - Quiz

Dit schrift is van....
A
mij
B
mijn

Slide 3 - Quiz

Werkwoorden
Ik  = stam
Jij/je = stam + t
Zij/hij = stam + t
U = stam + t
Wij = stam  + en
Jullie = stam + en
Zij = stam + en

Slide 4 - Diapositive

Hij .... (blijven) thuis.
A
blijft
B
blijvt
C
blijf

Slide 5 - Quiz

U (zijn) in Frankrijk.
A
is
B
ben
C
bent

Slide 6 - Quiz

U (antwoorden).
A
antwoorden
B
antwoort
C
antwoordt

Slide 7 - Quiz

Het werkwoord 'hebben'
Ik heb
Jij hebt
U hebt/heeft
Hij/zij heeft
Wij hebben
Jullie hebben
Zij hebben

Slide 8 - Diapositive

Ik (hebben) bijna vakantie.
A
hebben
B
hebt
C
heb

Slide 9 - Quiz

Hij (hebben) veel boeken.
A
hebben
B
hebt
C
heeft

Slide 10 - Quiz

dichtbij
HIER
verder weg
DAAR
het-woord
dit
dat
de-woord en meervoud
deze
die

Slide 11 - Diapositive

.... pen
A
Dit
B
Deze

Slide 12 - Quiz

.... raam
A
dit
B
deze

Slide 13 - Quiz

.... boek.
A
dat
B
die

Slide 14 - Quiz

.... meisje
A
die
B
dat

Slide 15 - Quiz

.....kleur
A
die
B
dat

Slide 16 - Quiz

..... land.
A
Dit
B
Deze

Slide 17 - Quiz

....... mannen
A
die
B
dat

Slide 18 - Quiz

Schrijf de zin in het meervoud.
Dit kind voetbalt elke dag op het grasveld.

Slide 19 - Question ouverte