Les 1 H5 economische machtsvorming

Hoe ging de toets?
A
Prima, ik vond het wel goed gaan
B
Viel me een beetje tegen
C
Ik weet het niet
D
Slecht
1 / 54
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoe ging de toets?
A
Prima, ik vond het wel goed gaan
B
Viel me een beetje tegen
C
Ik weet het niet
D
Slecht

Slide 1 - Quiz

Hoe ging de toetsweek?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Hoe goed ben je in wiskunde B?
A
Boombah
B
best goed
C
mwah
D
......

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Hoe wordt de prijs bij een monopolie bepaald?
A
Prijs wordt door de overheid bepaald
B
Prijs waarbij vraag gelijk is aan aanbod
C
De prijs is een evenwichtsprijs
D
De prijs wordt door de producent bepaald

Slide 5 - Quiz

een ondernemer probeert zich te onderscheiden van zijn concurrente
1. Een ondernemer probeert zich te onderscheiden van zijn 
    concurrent.

Door bv marketing:
Verkoopbeleid dat gericht is op de beïnvloeding van wensen en behoeften van afnemers

Zo ontstaan er heterogene producten en een ondoorzichtige markt.

Slide 6 - Diapositive

2. Het is ook mogelijk om de concurrentie uit te schakelen
    door het verkrijgen van een octrooi.

Andere partijen mogen een aantal jaren lang het product niet namaken, verkopen of invoeren.

Het bedrijf wordt dan monopolist: de enige verkoper op de markt

Zo kan een bedrijf de ontwikkelkosten terugverdienen

Slide 7 - Diapositive

3. De concurrentie kan worden beperkt door samenwerking 
     en samengaan.  b.v  fusie of overname.

Kartel: ondernemingen uit de zelfde bedrijfstak werken samen met als doel de concurrentie uit te sluiten. 

- prijskartel: onderling prijsafspraken maken
- rayonkartel; afzet gebieden verdelen
- verkoopkartel: opdrachten worden verdeeld onder de
  bedrijven.                 Kartelvorming = verboden

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Een voorbeeld van prijsdiscriminatie is ....
A
1e en 2e klas kaartje bij de NS
B
kinder- en volwassen kaartje bij de Efteling
C
prijsverschil tussen gewone en biologische melk
D
'2 halen, 1 betalen' bij de AH

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Leidt een octrooi tot een welvaartstoename, of welvaartsverlies op korte termijn?
A
Welvaartsverlies, omdat de prijs hoger is dan wanneer er volkomen concurrentie zou zijn.
B
Welvaartsverlies, omdat andere bedrijven nu het product kunnen maken en dus geen inkomsten hebben.
C
Welvaartstoename, omdat het zorgt voor innovaties.
D
Welvaartstoename, omdat er nu maar één aanbieder en dus maar één prijs is.

Slide 12 - Quiz

5.2  De monopolist

Hoe bepaalt een monopolist de prijs en welke invloed heeft dat op de welvaart?

Slide 13 - Diapositive

Wat verstaan we onder welvaart op de markt (in enge zin)
A
TO-TK
B
CS en PS
C
CS+PS minus maatschappelijke kosten
D
Qa-Qv

Slide 14 - Quiz

Welke prijs komt tot stand als de monopolist naar maximale winst streeft?
A
0
B
25
C
50
D
75

Slide 15 - Quiz

Welke oppervlakte(s) geeft/geven de totale omzet aan als de monopolist naar maximale winst streeft?
A
A
B
B
C
C
D
A+B+C

Slide 16 - Quiz

Welke oppervlakte(s) geeft/geven de totale winst aan als de monopolist naar maximale winst streeft?
A
ABC
B
AB
C
BC
D
C

Slide 17 - Quiz


Welke prijs per product vraag de monopolist als hij streeft naar maximale winst?
A
12
B
6
C
15

Slide 18 - Quiz

Welke oppervlakte geeft de maximale winst van deze monopolist weer?
A
A
B
B
C
A+B
D
er is geen winst

Slide 19 - Quiz

22: Een monopolist kan door prijsdiscriminatie meer winst maken. Wat is hiervoor nodig?
A
Homogeen product
B
Geen onderlinge doorverkoop
C
Marktsegmenten
D
verschillende doelgroepen

Slide 20 - Quiz

Welke oppervlakte(s) geeft/geven de totale omzet aan als de monopolist naar maximale winst streeft?
A
ABC
B
AB
C
BC
D
C

Slide 21 - Quiz

Juist
onjuist
Bij een oligopolie zijn er enkele aanbieders
Pro rail is een monopolist
Aanbieders bij volkomen concurrentie kunnen zelf de prijs bepalen
monopolies zijn goed voor de consument

Slide 22 - Question de remorquage

De grafiek geeft de kosten en opbrengsten van een monopolist. Welk oppervlakte geeft het consumentensurplus bij maximale winst van de monopolist?
A
driehoek BCE
B
vierkant ABCD
C
driehoek CDF
D
driehoek EAF

Slide 23 - Quiz

Een monopolist is de enige aanbieder van een product of dienst op de markt.

Kenmerken:
- één aanbieder; veel vragers
- heterogeen product
- lastige toegang tot de markt
-  prijszetter

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Welke marktvorm?
A
Volledige mededinging
B
monopolistische concurrentie
C
oligopolie
D
monopolie

Slide 28 - Quiz

Van welke marktvorm
is hier sprake?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolie
C
Anders

Slide 29 - Quiz

De markt die hiernaast grafisch is weergegeven is een:
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolie
C
Weet je niet
D
Mononono

Slide 30 - Quiz


Een monopolist kan drie doelstellingen hebben:

1. maximale winst
2. maximale omzet
3. kostendekking

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Dit is GEEN kenmerk van een monopolie:
A
vrije toetreding
B
transparante markt
C
1 aanbieder
D
prijszetter

Slide 34 - Quiz


                   

                                 Maximale winst

Slide 35 - Diapositive

Maximale winst, behaalt de monopolist door:
A
MO = MK te berekenen
B
GO - GTK uit te rekenen
C
GO = GTK te berekenen
D
MO - MK uit te rekenen

Slide 36 - Quiz

De maximale winst
is € ....
A
125
B
400
C
625
D
1250

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive




                                    Maximale omzet 

Slide 40 - Diapositive

maximale omzet als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
GO=GTK
D
MK=GTK

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive




                                    Kostendekking

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Diapositive



         
       Maak nu van paragraaf 5.2 opgave 6, 7, 9 en 10

Slide 47 - Diapositive

                                             welvaartsverlies monopolie

Slide 48 - Diapositive

Slide 49 - Diapositive

Een monopolie leidt tot:
A
welvaartsverlies voor consumenten
B
welvaartsverlies voor producenten
C
overheveling van welvaart van consument naar producent
D
iedereen gaat erop vooruit, niet zeuren dus!

Slide 50 - Quiz

Slide 51 - Diapositive

Slide 52 - Diapositive

Slide 53 - Diapositive


   
      Maak nu de opgaven 12, 14, 17, 19, 20, 22, 24

Slide 54 - Diapositive