T1C leçon 15

Bonjour 

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Bonjour 

Slide 1 - Diapositive

Programme 
pour la leçon 15
        Aujourd'hui (=vandaag) :
- Huiswerk overhoren 2-3
- Pratiquer le vocabulaire du logement 
- Pratiquer les dialogues 
- Pratiquer les adjectifs (=bijvoeglijke naamwoorden)










mercredi 15 mars 

Slide 2 - Diapositive

Pratiquez le vocabulaire du logement
  1. Combineer het woord met de kamer in huis.
  2. Vink de vakjes aan wat je ziet.
  3.  Coche la bonne phrase: Vink de juiste zin.
  4. Complétez: vul in (schrijf een zin).
  5. Dessinez = teken.

Slide 3 - Diapositive

Combineer het woord met de kamer in huis.

Slide 4 - Diapositive

Vink de vakjes aan van wat je ziet.

Slide 5 - Diapositive

Vink de vakjes aan van wat je ziet.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Dessine ton logement !

  1. Dessine ta maison ou ton appartement. 
  2. Écris le nom de chaque pièce.

Slide 14 - Diapositive

Dialogue 1 page 27 + 4 page 30

Slide 15 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Diapositive

Révision - Adjectif - régulier
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 17 - Question de remorquage

Onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden
mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
blanche
blanc
blanches
blancs
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
sympa
sympas

Slide 18 - Question de remorquage

welk bijvoeglijk naamwoord is NIET vrouwelijk
A
nouveau
B
grande
C
petite
D
blanche

Slide 19 - Quiz

Wat is de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord,
mannelijk meervoud
A
s
B
niks
C
e
D
es

Slide 20 - Quiz

Hoe maak je een bijvoeglijk naamwoord 'vrouwelijk' ?
A
met een extra -s
B
met een extra -e
C
met 'la'
D
een bnw is altijd mannelijk

Slide 21 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.

Slide 22 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert.
B
La fleur est verte.

Slide 23 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is vrouwelijk enkelvoud?
A
petit
B
joli
C
sportif
D
blanche

Slide 24 - Quiz

Wat is de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord,
vrouwelijk enkelvoud
A
s
B
e
C
es
D
niks

Slide 25 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
A
La fille est nouveau
B
La fille est nouveaue
C
La fille est nouvelle
D
La fille est nouvalle

Slide 26 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle a une voiture bleue.
B
Elle a une voiture bleus.
C
Elle a une voiture bleu.
D
Elle a une voiture bleues.

Slide 27 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petite.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petites.

Slide 28 - Quiz

Wat is de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord "rouge" ?
A
rouge
B
rougee
C
rouges
D
rougée

Slide 29 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
Mes parents sont ...
A
sympa
B
sympas

Slide 30 - Quiz

De plaats
rouge
joli
petit
moderne
français
nouveau
vert
grand
sympa
VOOR
ACHTER

Slide 31 - Question de remorquage

De plaats

A
une voiture bleue
B
une bleue voiture

Slide 32 - Quiz

De plaats

A
un chat joli
B
un joli chat

Slide 33 - Quiz

De plaats

A
un immeuble grand
B
un grand immeuble

Slide 34 - Quiz

de plaats

A
une salle-de-bains moderne
B
une moderne salle-de-bains

Slide 35 - Quiz

de plaats
A
une copine nouvelle
B
une nouvelle copine

Slide 36 - Quiz

de plaats
A
un jardin petit
B
un petit jardin

Slide 37 - Quiz

Les devoirs
Apprendre (=leren):
  • Quizlet/WRTS 2-4 N-F

Slide 38 - Diapositive