Ziekenhuis deel B taak 1 t/m 6 SML

De spoedeisende hulp (SEH)
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
Voortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

De spoedeisende hulp (SEH)

Slide 1 - Diapositive

Waar staat de afkorting SEH voor?
A
Spoed Echte Hulp
B
Spoed Eisende Hulp
C
Spoed Eisende Huisarts
D
Snel Eisende Hulp

Slide 2 - Quiz

Wat is er speciaal aan een röntgenfoto?

Slide 3 - Question ouverte

Waarin is een radioloog gespecialiseerd?
A
Opsporen van botbreuken op een röntgenfoto
B
Opsporen van schimmels op een röntgenfoto

Slide 4 - Quiz

Waarom mag je niet te vaak een röntgenfoto krijgen?
A
De röntgenfoto is erg duur
B
De straling is schadelijk

Slide 5 - Quiz

Triage
  • Een methode om de ernst en urgentie van de situatie te beoordelen. 
  • Een triagevepleegkundige stelt bij alle kinderen t/m 18 jaar extra vragen om kindermishandeling uit te sluiten.

Slide 6 - Diapositive

Wat is het doel van triage?
A
dat de patiënt de juiste zorg krijgt
B
diagnosticeren
C
om urgentie te bepalen bij een gezondheidsprobleem.
D
ontslaan van de patiënt uit de zorg

Slide 7 - Quiz

Botbreuk
Recht zetten + gips en/of een operatie

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Dementie is een ouderdomsziekte?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Welke ouderdomsziekten
ken je?

Slide 11 - Carte mentale

Ouderdomsziekten
  • Diabetes
  • Gewrichtsaandoeningen: artrose en reumatoide artritis (reuma)
  • De ziekte van Parkinson
  • Dementie - bijvoorbeeld de ziekte van Alzheimer
  • Hart- en vaatziekte

Slide 12 - Diapositive

Welvaartziekten : Ziekte die wordt veroorzaakt door een ongezonde leefstijl.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

AED

Slide 16 - Carte mentale

Wanneer gebruik je een AED?
A
Flauwvallen
B
Hartstilstand
C
Verslikken
D
Verstikking

Slide 17 - Quiz

Bloeddruk
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 18 - Diapositive

Ontwikkeling van jongeren
  • De cognitieve ontwikkeling: de ontwikkeling van het verstand: het weten en kennen. 
  • Lichamelijke ontwikkeling: de ontwikkeling van baby tot volwassene zie je vooral aan de groei in lengte en gewicht. 

Slide 19 - Diapositive

  • Emotionele ontwikkeling is het leren omgaan met emoties, met gevoelens zoals vreugde, verdriet en angst. 
  • De sociale ontwikkeling is de ontwikkeling waarin je leert met andere mensen om te gaan. 

Slide 20 - Diapositive

  • De sensorische ontwikkeling heeft te maken met de ontwikkeling van de zintuigen: kunnen zien, horen, ruiken, proeven en voelen (tast).
  • De motorische ontwikkeling is de ontwikkeling die te maken heeft met de beweging van het lichaam en de controle over de ledematen. 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Harddrugs en softdrugs 
  • Een softdrug: een licht verdovende drug waaraan je niet lichamelijk verslaafd raakt.
  • Harddrugs: zijn verslavende middelen die schadelijk zijn voor lichaam en geest. Bijvoorbeeld paddo’s, cocaïne, GHB en xtc.
 

Slide 23 - Diapositive

In de puberteit wordt je vaak voor het eerst verliefd. Dit is een voorbeeld van:
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Cognitieve ontwikkeling
C
Emotionele en sociale ontwikkeling

Slide 24 - Quiz

1


2


3

4


5

cognitieve ontwikkeling
sociale ontwikkeling
seksuele ontwikkeling
lichamelijke ontwikkeling
emotionele ontwikkeling

Slide 25 - Question de remorquage

Een ander woord voor SOA is?
A
Geslachtsorgaan
B
Geslachtsgemeenschap
C
Geslachtsziekte

Slide 26 - Quiz

Wat betekent preventie?

Slide 27 - Carte mentale

Gezondheidsrisico roken
  • Gewenning: je hebt steeds meer nodig voor hetzelfde effect.
  • Lichamelijke afhankelijkheid: je lichaam protesteert als je stopt.
  • Geestelijke afhankelijkheid: je verlangt er steeds sterker naar, je voelt je niet prettig zonder.

Slide 28 - Diapositive

Yara is een dag gestopt met roken. Haar handen trillen erg veel. Welke afhankelijkheid is dit?
A
Geestelijke afhankelijkheid
B
Lichamelijk afhankelijkheid

Slide 29 - Quiz

Mark is een week gestopt met roken en hij heeft veel hoofdpijn. Welke afhankelijkheid is dit?
A
Geestelijke afhankelijkheid
B
Lichamelijke afhankelijkheid

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Diapositive