hst 8 paragraaf 3 herhaling onderdeel overmaat

hst 8.3 onderdeel "overmaat"
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

hst 8.3 onderdeel "overmaat"

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
Stuk herhaling van hst 8.3
filmpje
samen opdrachten overmaat.
Test jezelf hst 8 paragraaf 1 t/m 3

Slide 2 - Diapositive

Wanneer stopt een reactie?
Een reactie stopt als 1 van de beginstoffen op is.
Ideaal: je gebruikt precies de massaverhouding, dan heb je na de reactie alleen nog de reactieproducten

Slide 3 - Diapositive

Overmaat
Als 1 van de beginstoffen op is (en de reactie dus stopt), dan kan er nog iets van een andere beginstof over zijn. 
Dat heet OVERMAAT.

Slide 4 - Diapositive

Stappenplan rekenen (herh.)
  1. Kloppende reactievergelijking
  2. Molecuulmassa's berekenen
  3. Coëfficiënt x molecuulmassa = massaverhouding
  4. Verhoudingstabel

Slide 5 - Diapositive

voorbeeld
Fe + S --> FeS
  • Massaverhouding (afgerond) 7:4
  • Dus als je 7 g Fe hebt dan heb je 4 g S nodig om alles op te laten reageren
  • wat als je 7 g Fe en 5 g S hebt?
  • wat als je 8 g Fe en 5 g S hebt?

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Rekenen met massa's:
Hoeveel g Cl2 heb je nodig om 6,9 g Na helemaal op te laten reageren? (2Na  +  Cl2  -->  2NaCl)


    Slide 8 - Diapositive

    Rekenen met massa's:
    Hoeveel Na, Cl2 en NaCl heb je als je 15 g Cl2 laat reageren met 6,9 g Na? (2Na  +  Cl2  -->  2NaCl)



      Slide 9 - Diapositive

      Tactiek bij overmaatsommen:
      1. Reken de massaverhouding uit (mm x coeff)
      2. Gok welke stof op zal gaan (misgokken mag)
      3. Bereken hoeveel gram de andere stof dan is
      4. Controleer of je goed hebt gegokt       (misgegokt als je te weinig hebt; opnieuw met de andere stof!)
      5. Wat je had - wat je nodig hebt = overmaat

      Slide 10 - Diapositive

      Met grafiek:
      Voor 26 g Mg is 17 g O2 nodig.
      Als er 20 g O2 is, dan is er dus 3 g O2 over.
      (voor 20 g O2 is 30 g Mg nodig; die heb je niet dus O2 in overmaat)

      Slide 11 - Diapositive